Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Keil

betekenis & definitie

Keil - (Heinrich), Duitsch philoloog, 1822—94, studeerde te Göttingen en Bonn, bracht 2 jaren in Italië door (1844—46), werd leeraar te Halle en Berlijn (1847—59), dan professor te Erlangen en in 1869 te Halle. Uitgaven van Propertius (1850 en 1867), van de Brieven van Plinius (1853 en 1870), van den Commentaar van Probus op de E logae en Georgica, van Cato en Varro De R. R. (1884—94) met Teubner teksten van beiden (1889 en 1895). Zijn groote uitgave van de Grammatici Latini verscheen in 1857— 80: vijf van de zeven deelei} werden door hemzelven in ’t licht gegeven, de twee deelen Priscianus door Hertz.

Daarbij als supplement Anccdota Helvetica quae ad grammaticam latinam spectant van Hagen 1870). Zie Biogr. Jahrb. 1896.

< >