Karnaval - Het tegenwoordig k.-feest is gegroeid uit een oud voorjaarsfeest, dat bij alle oude volken met ongeveer gelijke ceremoniën werd gevierd: travesti, dansen, maskerades, processies, mimische spelen, enz. Het bedoelde den overgang van winter tot zomer magisch te vergemakkelijken. Bij de processies werd dikwijls het beeld van een god op een wagen of op een schip rondgevoerd, of ook op een schip, dat op een wagen was geplaatst (wagenschip). Sommigen leiden den naam k. daarvan af: carrus navalis.
In elk geval kwam in de Middeleeuwen het wagenschip weer voor den dag in Zuid-Duitschland, de Rijnstreken, Vlaanderen en elders, en wel in verband met het k.-feest, dat ook hier als ,,narren”feest optreedt. De Christelijke kerk, die vergeefs trachtte, zulke heidensche gebruiken uit te roeien, eindigde met ze te assimileeren, en zoo kwam het k.-feest in de Christelijke landen te staan aan het begin van den grooten vastentijd. Als woordafleiding werd nu gevonden : carne vale! vleesch vaarwel! of wel men leidde het af van den naam van den Zondag vóór het vasten: dominica ad carnes levandas, dat zou dan in den volksmond geworden zijn: carne-vale, carnaval. — De ceremoniën, waarmee nog heden op vele plaatsen het k.-feest wordt gevierd (travesti, vermomming, manipulaties met sparregroen, dansen, enz.) zijn bijna zonder uitzondering uit oude heidensche gebruiken te verklaren, wier oorspronkelijke beteekenis verloren ging. Litt. R. G. Kruse, Karnaval, 1907; S. Reinach, Cultus, mythes et religions, 1908.