Karel (koningen frankrijk) - naam van koningen van Frankrijk.
K. I (zie KAREL DE GROOTE);
K. II (zie KAREL DE KALE), K. III (zie KAREL DE EENVOUDIGE).
Karel IV, de Schoone, van 1322—1328 koning van Frankrijk, derde zoon van Philips den Schoone en Johanna van Navarre, geb. in 1294, volgde zijn broeder Philips den Lange in 1322 op. Evenals zijn voorgangers trachtte hij het koninklijk gezag ten koste van den adel uit te breiden, maar het geld, dat hij hiervoor noodig had, trachtte hij door minderwaardige financieele praktijken te verkrijgen. Eerst beval hij een herziening van de munt, hetgeen den handel groot nadeel berokkende; verschillende ambten, die tot nu toe vrij waren geweest, liet hij aan den meestbiedende verkoopen; hij confiskeerde het eigendom der Lombardijsche bankiers, die door zijn vader tijdens een financieele crisis naar Frankrijk waren genoodigd. Zijn buitenlandsche politiek was er op gericht Frankrijks aanzien te verhoogen. In Vlaanderen ondersteunde hij den graaf van Vlaanderen tegen diens onderdanen. Zijn zuster Isabella, koningin van Engeland, hielp hij tegen haar gemaal Eduard II, die overwonnen en gedood werd.
Tot dank hiervoor schonk Isabella aan haar broeder Agenais en een som gelds (1327). Met paus Johan XXII stond Karel op goeden voet, hoewel hij hem min of meer te Avignon gevangen hield. Tevergeefs trachtte hij echter zijn tegenstander keizer Lodewijk van Beieren uit Italië te verdrijven en zelf de keizerskroon te bemachtigen. Nadat hij zich van zijn ontrouwe gemalin Blanche van Bourgondië had laten scheiden, huwde hij met Maria van Luxemburg, en na haar dood, twee jaren later, met Jeanne van Evreux, die hem 3 dochters schonk. Daar hij geen mannelijke nakomelingen had, stierf met hem in 1328 de rechte mannelijke lijn der Capetingers uit.
Karel V, de Wijze, van 1364—1380 koning van Frankrijk, zoon van Jan I uit het Huis Valois, geb. in 1337 te Vincennes, nam in 1356 als Dauphin de regeering voor zijn vader waar, omdat deze in den slag bij Poitiers door de Engelschen gevangen was genomen. Karel's taak als regent was zeer zwaar, omdat de hooge adel van de gelegenheid gebruik maakte om de macht aan zich te trekken, de schatkist uitgeput was, zoodat er geen geld was om den oorlog verder voort te zetten, en tegelijkertijd te Parijs en onder de boeren een opstand uitbrak, welke laatste bekend is onder den naam van Jacquerie. Leiders van de oproerige volkspartij waren Robert Lecocq, bisschop van Laon, en Etienno Marcel, prévót van de Parijsche kooplieden, die zich verbonden met Karel den Booze, koning van Navarre, pretendent van de Fransche kroon. Karel riep in 1358 de Staten-Generaal, inplaats van te Parijs, te Compiègne samen, en kreeg van hen de toezegging van ruime hulp. Het oproerige Parijs, door Marcel verdedigd, werd belegerd en in Aug. 1358 door Karel ingenomen. Streng werden de oproerlingen gestraft; Marcel was reeds bij een oproer ten gunste van Karel omgekomen. Ondertusschen verwoestte Karel van Navarre de omstreken van Parijs, terwijl ook de Engelschen na de landing van koning Eduard te Calais het land plunderden. 8 Mei 1360 werd de voor Frankrijk nadeelige vrede van Brétigny gesloten, en werd tevens koning Jan vrijgelaten, maar daar deze zijn grooten losprijs niet bijeen kon krijgen, keerde hij naar Engeland terug en stierf daar 8 April 1364. Karel nam nu zelf de regeering in handen.
Een trouw helper vond hij in den kundigen connétable Bertrand Duguesclin. Deze versloeg eerst de Navarreesche troepen bij Cocherel (Mei 1364). Vervolgens bevrijdde hij Frankrijk van de zoogenaamde „grandes compagnies”, benden huursoldaten, die door het ophouden van den oorlog buiten betrekking waren, en nu het land afstroopten. Duguesclin leidde hen samen met den Zwarten Prins naar Spanje, om daar Henrivan Transtamare op den troon van Castilië te helpen (1367). Deze expeditie mislukte geheel, waardoor het Engelsche gezag in Guyenne een knak kreeg. Karel daagde den Zwarten Prins voor het Parlement van Parijs, om zich te verdedigen tegen de klachten zijner onderdanen, door welke daad hij met opzette kennen wilde geven, dat hij de Engelsche souvereiniteit over Guyenne niet erkende. Hierdoor brak de oorlog met Engeland weder uit, maar Duguesclin wist in tien jaren alle Engelsche bezittingen te veroveren, behalve Calais, Bordeaux en Bayonne (1369—78). Tevergeefs trachtte Karel echter hertog Jan V van Bretagne af te zetten, en dit land bij Frankrijk te voegen.
Karel overleed 16 Sept. 1380 op het kasteel van Beauté. Hij was in ’t geheel geen krijgsman, maar veeleer een beschermer derwetenschappen, legde den grondslag voor de verzameling handschriften der Koninklijke Bibliotheek, en bevorderde handel en nijverheid. Door zijn hervorming der financieele administratie verwekte hij meermalen groote ontevredenheid en oproer. Verder stichtte hij een groote koopvaardijvloot, en liet te Parijs de Bastille bouwen ter ondersteuning van het koninklijk gezag aldaar. Bij voorkeur omringde hij zich met schrijvers en geleerden, zooals Raoul de Presles, Philippe de Mézières, Nicolas Oresme e. a. Hij was gehuwd met Johanna van Bourbon, die hem 2 zonen schonk, van welke de oudste, Karel (VI), hem op volgde.— Litt: Christine de Pisan, Le livre des fais et bonnes moeurs du sage roy Charles V, geschreven in 1404, ed. Michaud et Ponjoulat (1836); L. Delisle, Mandements et actes divers de Charles V (1886); Ch. Benoist, La politique du roi Charles V ; R. Delachenal, Histoire de Charles V (Parijs 1908).
Karel VI, de Geliefde of de Waanzinnige, koning van Frankrijk, geb. 1368 te Parijs, overl. 1422, zoon van den vorige, aanvaardde in 3380 de regeering onder voogdij zijner ooms van vaders kant Lodewijk van Anjou, Johan van Berry, Philips van Bourgondië en Lodewijk van Bourbon, die door hun rivaliteit en eerzucht het land nog meer in beroering brachten. Want de ellende van het volk, de afpersingen van den hoogen adel, en het invoeren van nieuwe belastingen veroorzaakten overal oproeren, o. a. van de Maillotins te Parijs (zoo genoemd naar hun wapen, den moker), van de Tuchins in Languedoc, enz., terwijl terzelfdertijd in Vlaanderen de Witte Kaproenen tegen hun graaf en den adel opstonden. Onder tusschen verspilde de hertog van Anjou groote sommen gelds door zijn ongelukkige expeditie tegen Napels. Op aanraden van Philips van Bourgondië kwam Karel den graaf van Vlaanderen te hulp tegen diens oproerige onderdanen, die aangevoerd werden door Philips van Artevelde, en behaalde een volledige overwinning bij Roosebeke, 27 Nov. 1382. Door dit succes in zijn gezag versterkt, nam Karel bij zijn terugkeer bloedig wraak op Parijs, dat al zijne privileges verloor, terwijl velen ter dood werden gebracht. De hulp der Engelschen aan de Vlaamsche steden had een tweede expeditie tegen dit land tengevolge. Karel rustte hierop te Sluis een groote vloot uit voor een inval in Engeland, maar door het lange talmen van den hertog van Berry zagen de Engelschen ten slotte kans deze vloot te vernietigen. In 1385 huwde Karel met lsabeau van Beieren.
Drie jaar later onttrok hij zich met behulp van zijn broer Lodewijk van Orleans aan de voogdij zijner ooms, die hij verving door Burean de la Rivière en andere raadgevers van zijn vader, door de prinsen van den bloede spottend de marmousets genoemd, wegens hun nederige afkomst. De eerste jaren van Karel’s zelfstandige regeering beloofden veel voor de toekomst, hoewel zich bij tusschenpoozen reeds symptomen van krankzinnigheid openbaarden, die door Karel’s leven vol uitspattingen verergerden. Gedurende een krijgstocht tegen den hertog van Bretagne in 1392 openbaarde zich evenwel een hevige aanval van krankzinnigheid, en na dezen tijd werd Karel niet meer beter. Zijn ooms maakten zich nu weer van de regeering meester. In den nu volgenden tijd ontstonden door den naijver tusschen den hertog van Bourgondië en den hertog van Orleans de partijen der Bourguignons en der Armagnars, die elkander met groote verbittering bestreden. In 1404 volgde Jan zonder Vrees zijn vader als hertog van Bourgondië op, en liet, daar hij van zijn vader diens eerzucht en haat tegen Lodewijk van Orleans geërfd had, dezen laatste in 1407 te Parijs vermoorden. Koningin Isabeau, die door den persoonlijken invloed van Lodewijk van Orleans een tijdlang diens partij gesteund had, sloot zich nu weer bij de Bourgondiërs aan. De oudste zoon van den vermoorde, Karel van Orleans, huwde met de dochter van graaf Bernard van Armagnac, die het hoofd werd van de partij der Armagnacs.
Jan zonder Vrees verbond zich met de gilden te Parijs, vooral met dat der slagers, die aangevoerd werden door Simon Gaboche. Diens aanhangers, de Cabochiens geheeten, oefenden te Parijs een waar schikbewind uit, waartegen de burgerij zich ten slotte met goed gevolg verzette. De Armagnacs, in 1413 door den koning en den dauphin te hulp geroepen, kwamen in Sept. te Parijs aan, en maakten een einde aan de Bourgondische heerschappij aldaar. Twee jaar later deed Hendrik V van Engeland, die een verbond met de Bourguignons gesloten had, een inval in Frankrijk, en versloeg de Armagnacs bij Azincourt. Tot in 1418 wisten deze zich echter te Parijs staande te houden, maar door verraad wisten de Bourguignons de stad binnen te dringen, waarop velen der Armagnacs, waaronder hun leider, werden vermoord. Jan zonder Vrees en koningin Isabeau deden weer hun intocht in Parijs.
Het volgend jaar zou er op den burg van Montereau tusschen den hertog van Bourgondië en den dauphin onderhandeld worden over een verzoening, maar Jan zonder Vrees werd door het gevolg van den dauphin gedood. Dit had ten gevolge, dat de Bourguignons zich nu geheel bij de Engelschen aansloten. Philips de Goede van Bourgondië sloot in 1420 met de Engelschen het verdrag van Troyes, waarbij Hendrik V voorloopig regent van Frankrijk werd tot den dood van Karel VI, wiens dochter. Catharina hij huwde. Doch reeds twee jaren later stierf Hendrik V plotseling op 35-jarigen leeftijd, 31 Aug. 1422; Karel overleed 21 Oct. 1422. Litt.: Duval-Pineux, Histoire de France sous le règne de Charles VI (Paris 1842); M. Thibaut, Isabeau de Bavière (1703).
Karel VII, de Overwinnaar, koning van Frankrijk, 5de zoon van den voorgaande, geb. 1403, overl. 1461, werd in 1416 dauphin. In het volgend jaar tot lieutenant-général van het koninkrijk benoemd, was hij gedwongen Parijs tijdens den intocht der Bourguignons te ontvluchten, waarop hij zich met zijn gevolg te Bourges, en vervolgens te Poitiers vestigde. In 1418 nam hij den titel van regent aan, maar zijn invloed in Noord-Frankrijk werd te niet gedaan door de vermoording van hertog Jan zonder Vrees van Bourgondië, die in zijn tegenwoordigheid gedood werd. Bij het verdrag van Troyes werd hij onterfd, doch bij zijn vaders dood in 1422 werd hij als koning erkend in Touraine, Berry, Poitou, Languedoc en andere provincies van Zuid-Frankrijk. in Noord-Frankrijk evenwel, waar de hertog van Bedford de regeering in handen had genomen voor zijn minderjarigen neef Hendrik IV, behaalden de Engelschen nieuwe overwinningen bij Crevant (1423) en Vemeuil (1424). Karel, spottend „de koning van Bourges” genoemd, was slap naar lichaam en geest, en leidde een vroolijk leven te midden zijner maitressen en gunstelingen. Zijn legeraanvoerders Dunois, den bekenden bastaard van Orleans, La Hire, Xaintrailles en den connétable Richemont liet hij zich uitputten in vergeefsche pogingen om Frankrijk te heroveren, zonder hen op eenigerlei wijze te ondersteunen. Ondertusschen hadden de Engelschen in 1428 het beleg geslagen voor Orléans. In dezen kritieken tijd trad Jeanne d’Arc op (zie aldaar).
Zij wist op 9 Mei 1429 het beleg te doen opbreken, en twee maanden later werd Karel te Reims tot koning gekroond. Na zijn kroning verviel Karel weder in zijn vroegere zorgeloosheid, zoodat hij ook geen hand uitstak om Jeanne d’Arc te redden. De inspiratie, die zij echter het Fransche volk gegeven had, bleef ook na haar dood nawerken, zoodat de Fransche troepen succes op succes behaalden. In 1435 stierf de hertog van Bedford, en sloot Philips de Goede van Bourgondië met Karel het verdrag van Arras. Richemont rukte in 1436 Parijs binnen. Van 1434—1444 werd het platteland van Frankrijk geteisterd door benden gedemoraliseerde soldaten, Franschen en Engelschen, de zoogenaamde „écorcheurs”, die op eigen gelegenheid krijg voerden en het land terroriseerden. Sinds de verovering van Parijs had er een groote omkeering bij Karel plaats gevonden. Met groote energie had hij de regeering ter hand genomen, de financiën in orde gebracht, en zelfs persoonlijk de troepen aangevoerd, die in 1441 Pontoise veroverden, In 1444 werd een wapenstilstand met Engeland gesloten.
In de nu volgende jaren wist Karel door betere betaling en strenge tucht in te voeren een staand leger te formeeren met een geweldige artillerie. Toen dan ook de Engelschen in 1448 den oorlog weer begonnen, kregen zij het spoedig hard te verantwoorden. De verovering van Normandië werd voltooid door den slag bij Fomigny (15 April 1460). Guyenne werd in 1451 door Dunois veroverd, en in 1453 werd de Engelsche aanvoerder Talbot bij Castillon verslagen en gedood. De Engelschen behielden slechts Calais.
De latere energie van Karel wordt door sommigen toegeschreven aan den goeden invloed van Agnes van Sorel, die van 1444—50 zijn maitresse was. De bekendste van Karel’s raadslieden was Jacques Coeur, de Colbert der 15de eeuw, knap financier en stichter van een handelsvloot. Door de Pragmatieke Sanctie van Bourges (1437) was de geestelijkheid meer onderworpen aan het koninklijk gezag. De laatste regeeringsjaren van Karel werden hem verbitterd door de aanslagen van zijn zoon, den lateren Lodewijk XI, het verraad van den hertog van Alençon, die met Engeland heulde, en de hofintrigues, die den val van Jacques Coeur ten gevolge hadden. Daar Karel bang was om door zijn zoon vergiftigd te worden, onthield hij zich geruimen tijd van spijs ; naar wordt aangenomen zou hij tengevolge daarvan overleden zijn. — Litt. : Vallet de Viriville, Histoire de Charles VII et de son époque (Parijs, 1862—65); du Fresne de Beaucourt, Histoire de Charles VII (Parijs, 1881—91); Clément, Jacques Cœur et Charles VII (4e druk, Parijs, 1874).
Karel VIII, koning van Frankrijk, geb. 1470 te Amboise, overl.1498, zoon van Lodewijk XI, besteeg na den dood van zijn vader in 1483 den troon. Daar hij toen nog te jong was om te regeeren, liet hij zijn zuster Anne van Beaujeu tot 1492 het regentschap voeren, die dit met krachtige hand deed. In 1491 huwde hij met Anna, de erfdochter van Bretagne, waardoor dit laatste onafhankelijke leen bij de kroon werd gevoegd. Karel was iemand met een zeer romantische verbeelding, en hij wilde grootsche plannen verwezenlijken. Hij wilde eerst Napels veroveren op René van Anjou, vervolgens Constantinopel aan de Turken ontrukken, om zich dan tot keizer van het Oosten te laten kronen.
Om de handen vrij te krijgen, stond hij bij verdrag aan den keizer Artois en Franche-Comté, aan Spanje Roussillon en Cerdagne af. Hierop begon hij in 1494 zijn expeditie tegen Napels, dat hij het volgend jaar veroverde. Daar zich echter in Italië een algemeene coalitie tegen hem vormde, moest hij hals over kop naar Frankrijk terugkeeren. Zijn tegenstanders versloeg hij echter eerst nog bij Fornovo (5 Juli 1495). Bezig zijnde een nieuwe expeditie tegen Italië voor te bereiden, stierf hij onverwachts. — Litt.: Ségur, Histoire de Charles VIII (2e dr., Parijs 1842); Cherrier, Histoire de Charles VIII (2e dr., Parijs 1870); Delaborde, L’expédition de Charles VIII en Italië (Parijs 1888).
Karel IX, koning van Frankrijk van 1560—1674, tweede zoon van Hendrik II en Catharina de’ Medici, geb. 1560 te Saint-Germain-en-Laye, volgde in 1560 zijn overleden broeder Frans II op onder het regentschap zijner moeder Catharina. In 1563 werd hij meerderjarig verklaard, maar zijn moeder bleef het bewind in handen houden en liet hem zooveel mogelijk buiten de staatszaken. In 1570 huwde hij met Elizabeth, dochter van keizer Maximiliaan II. Omtrent dezen tijd droomde hij ervan een beroemd persoon te worden. Hij ontbood admiraal de Coligny en andere Protestantsche aanvoerders naar Parijs, ontving hen zeer hartelijk en trachtte de godsdiensttwisten zooveel mogelijk uit den weg te ruimen. Hij schijnt toen ook het denkbeeld te hebben opgevat van een interventie in de Nederlanden tegen Spanje. De Koninginmoeder, die ten koste van alles haar invloed en gezag wilde behouden, vatte toen het denkbeeld op om Coligny uit den weg te doen ruimen. Deze aanslag mislukte, daar het schot, waardoor de Coligny getroffen werd, niet doodelijk was.
Nu belegde Catharina een nachtelijke vergadering met de hoofden der Katholieke partij, en hier werd besloten tot den moord op alle Protestanten. Dit plan werd ten uitvoer gebracht in den z.g. Bartholomeusnacht (zie aldaar). Karel kan men in deze omstandigheden niet van huichelarij beschuldigen, maar wel van zwakheid en een weifelende en aarzelende houding, daar hij pas na lang aarzelen zijn toestemming tot het bloedbad gaf. De verschrikkelijke gebeurtenissen, waarin hij een rol had gespeeld, veranderden zijn karakter geheel en al. Hij werd melancholiek, ernstig en zwijgzaam. Door koorts en nachtmerries gekweld, zag hij er op 22-jarigen leeftijd uit als een oude man. Hij overleed 1574. Karel voelde veel voor de letteren, dichtte zelf en beschermde Ronsard en de dichters van de Pléiade.
Hij liet een werk na over de jacht, in 1625 uitgegeven en herdrukt in 1859. — Litt.; De la Barre-Duparcq, Histoire de Charles IX (Parijs 1875); Desjardins, Charles IX, 1670—72 (Parijs 1873); de la Ferrière, Le XVle siècle et les Valois (Parijs 1879); Mariéjol, La Réforme et la Ligue (Parijs 1904). Mérimée heeft de regeering van Karel dichterlijk behandeld in zijn „Chronique du règne de Charles IX’’ Karel X, van 1824—1830 koning van Frankrijk, vierde zoon van den dauphin Lodewijk van Bourbon, zoon van Lodewijk XV, en dus broeder van Lodewijk XVI, werd in 1757 te Versailles geboren. Vóór zijn troonsbestijging voerde hij den titel van graaf van Artois. Op 16-jarigen leeftijd huwde hij met Maria Theresia van Savoye. In zijn jeugd leidde hij op zijn lustslot Bagatelle bij Parijs een losbandig en zeer verkwistend leven. Vóór de Revolutie bemoeide hij zich weinig met politiek, maar toen deze was uitgebroken, werd hij het hoofd der reactionnaire partij van het hof. In Juli 1789 verliet hij Frankrijk, werd leider der émigrés, en bezocht verschillende Europeesche hoven om hulp te krijgen voor zijn broeder en diens partij. In 1795 trachtte hij den royalistisch en opstand van de Vendée te steunen, en landde op het eiland Yeu; hem ontbrak evenwel de moed om zich krachtig aan het hoofd der royalisten te stellen.
Hij week nu uit naar Engeland, waar hij rustig te Holyrood en later te Hartwell-House het Engelsche jaargeld verteerde. In 1814 kwam hij met de legers der Geallieerden in Frankrijk en in April aanvaardde hij in naam van zijn afwezigen broer Lodewijk XVIII de regeering, en sloot met de Geallieerden een verdrag, waarbij alle sinds 1792 door Frankrijk veroverde vestingen met een zeer groot materiaal aan dezen teruggegeven werden. Bij de komst van Napoleon vluchtte hij met de koninklijke familie naar Gent. Na de tweede Restauratie werd hij het hoofd der ultra-reactionnaire partij, doch tot aan zijn troonsbestijging oefende hij weinig invloed uit (pavillon Marsan). 16 Sept. 1824 aan de regeering gekomen, deed hij spoedig de illusies, die men zich nog over hem had kunnen vormen, in rook verdwijnen. Zijn kroning te Reims volgens de ceremoniën van het ancien régime (29 Mei 1825), de wet op de heiligschennis en het milliard francs schadeloosstelling aan de teruggekeerde émigrés deed hem zijn populariteit geheel verliezen. De benoeming van het ministerie-Martignac (1828—29) was bedoeld als een poging tot verzoening van regeering en volk, maar voldeed de publieke opinie niet. Karel benoemde nu den zeer reactionnairen en ultramontaanschen Polignac tot eersten minister. De Kamer nam in Maart 1830 een adres van antwoord op de troonrede aan, waarin het regeeringsbeleid sterk werd gehekeld, waarop ontbinding der Kamer volgde.
Toen de verkiezingen gunstig voor Karel’s tegenstanders waren uitgevallen, vaardigde deze, zich sterk wanend door de toen juist bekend geworden verovering van Algiers, zijn beruchte ordonnantiën uit (25 Juli), waarbij de nog niet bijeengekomen Kamer ontbonden, de kieswet beperkt en de vrijheid van drukpers opgeheven werd. Nu brak een opstand te Parijs uit, en na drie dagen van strijd (27—29 Juli) werden de regeeringstroepen verslagen (Juli-revolutie). Karel X vluchtte naar Rambouillet, waar hij met den dauphin afstand deed van den troon ten behoeve van zijn kleinzoon, den hertog van Bordeaux, doch te vergeefs. Vervolgens week hij naar ’t buitenland uit, waar hij eerst te Holyrood in Schotland en later te Praag woonde. Hij overleed 1836 te Görz. — Litt.: Védrenue, Vie de Charles X (Parijs 1879); Petit, Charles X (Parijs 1886); Villeneuve, Charles X et Louis XIX en exil. Mémoires inédits (Parijs 1889)
; Imbert de Saint-Amand, La Cour de Charles X (Parijs 1892).