Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Karel (de groote)

betekenis & definitie

Karel (de groote) - naam van koningen en keizers in ’t Frankische rijk. Karel de Groote, zoon van Pepijn den Korte, geb. ± 742, kreeg bij den dood van zijn moeder ’t Zuid-Oost. deel van ’t Fr. Rijk, waaraan hij spoedig door verovering Aquitanië toevoegde. Grooten invloed op ’t bestuur had in de eerste jaren K.’s moeder Bertrada, aan wie het ook te danken was, dat er geen twist heerschte tusschen K. en zijn broer Karloman, die ’t Noord-Oost. deel van ’t Fr. rijk bestuurde, terwijl zij er ook naar streefde een vriendschappelijke verhouding tot stand te brengen tusschen ’t Fr., Beiersche en ’t Langobardische rijk.

In 771 maakt K. zich van dezen invloed los en komt hij in conflict met de Langobarden en den met hen verbonden Karloman. De dood van dezen in 771 verhindert ’t uitbreken van inwendige twisten; K. maakt zich meester van ’t bestuur van ’t Noord-Oost. deel, zoodat de eenheid van ’t Frankische rijk is hersteld. De strijd tegen de Langobarden verloopt voor K. voordeelig. In 774 heeft hij ’t Lang. rijk veroverd (zie LANGOBARDEN), maar in Beneventum kan hij zijn gezag niet vestigen. Ook de andere Germ. stammen worden door hem onderworpen; in 785 de Friezen, in 788 de Beieren en na langdurigen strijd de Saksen in 804. Te zelfder tijd voert hij oorlog tegen de Arabieren en Avaren. De oorlog tegen de Arabieren verliep voor de Franken niet steeds voordeelig. In 793 doen zij een inval in Zuid-Frankrijk en verslaan in de buurt van Narbonne Willem van Toulouse, terwijl eenigen tijd eerder een Frankische afdeeling in de Pyreneeën was vernietigd (zie ROELANDSLIED).

Ten slotte gelukt het K. ’t land tusschen Pyreneeën en Ebro te veroveren (801) en maakt ’t tot een markgraafschap (zie SPAANSCHE MARK). De Avaren worden door hem onderworpen in 796. Herhaaldelijk in opstand en dan weer onderworpen gaat dit volk langzaam ten onder. De Elbe wordt de Oostgrens van ’t rijk en bevestigd tegen de Slaven (zie THURINGEN), terwijl in ’t Noorden de Eider bevestigd wordt tegen de Denen (zie HAMBURG en ITZEHOE). K. nam nu een zoodanige machtspositie in, dat hij zich kon beschouwen als den beschermer en heerscher der Christenen in ’t Westen. Uitdrukking vond deze macht en beteekenis in de keizerskroning (800) (zie KEIZER). Een gevolg hiervan was, dat K. ’t zijn taak rekende te zorgen voor den bloei en de uitbreiding van de kerk, voor de ontwikkeling en de welvaart zijner onderdanen en de handhaving van de rust in ’t rijk. Krachtig ijvert hij voor uitbreiding van ’t Christendom, voor ’t uitroeien van heidensche gebruiken en voor ’t op hooger peil brengen van de geestelijkheid, wier ontwikkeling hij bevordert door ’t oprichten van scholen, terwijl hij verzamelingen van predikaties en hymnen laat aanleggen door Alcuin, Paulus Diaconus en Theodulf.

In kerk. aangelegenheden had hij de beslissing in hoogste instantie. De welvaart werd bevorderd door uitbreiding van den wijnbouw, betere regeling van tol en munt, beter bestuur van de villa en handhaving van de veiligheid. De contrôle over de ambtenaren (graven) werd uitgeoefend door de missi dominici (koningsbode). Verschillende wetten (capitularia) werden er met ’t oog hierop uitgevaardigd (zie onder KONING). — Litt. : (voor opgave der bronnen zie Potthast, Bibl. Med. aevi: Wattenbach, Deutschl.

Gesch. Quellen I; Molinier, Les sources de l’hist. de France). Schrijvers: Abel, Jahrb. des Fr. Reiches unter Karl dem Groszen (B. I, II) (1888); Vétault, Charlemagne et l’empire Carlovingien (1893); Hodgkin, Charles the Great (1897); Wells, The age of Charlemagne (1898); Davis, Charlemagne (1901); IIwof, Karl der Grosze als Staatswirt (Z. f. d. Staatsw. 47); Ottolenghi, Della dignita imperiale di Carlo Magno (1897). — K. II de Kale (zie K. VAN WEST-FRANKENLAND). — K. III, de Dikke (zie KAREL VAN OOST-FRANKENLAND).

< >