Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kapok

betekenis & definitie

Kapok, - de haren aan den binnenwand van de vrucht van den kapokboom (Ceiba pentandra, Eriodendron anfractuosum). De boom wordt ter verkrijging van de k. het meest aangeplant in O.-Indië (vooral Java), O.-Afrika en N.-Guinea, ten deele als bijkultuur in koffieplantages. De boom wordt zeer groot, als men hem laat doorgroeien, doch meestal wordt hij wegens het gemakkelijker oogsten der vruchten, kunstmatig klein gehouden. De vrucht is 15 cM. lang, 6 cM. dik, springt met 5 kleppen open en laat dan de zaden zien, die in de massa van glanzende vezels zijn ingebed.

De vruchten worden geplukt vóór ze geheel droog zijn; men laat ze dan in de zon narijpen, waardoor ze openspringen. De zaden werden vroeger met de hand, doch worden nu door machines van de vezels gescheiden; de k. wordt dan geperst en zoo verscheept. Het voornaamste land van productie is Java, dat ongeveer 5 millioen K.G. per jaar levert. K. is een vulmateriaal voor matrassen, enz. en wordt ook met katoen vermengd tot garens gesponnen.

< >