Kamtsjatka - schiereiland in N.O.-Azië, groot ± 270.000 KM.2, gelegen tusschen 61° en 51° N.B.; de lengte bedraagt ± 1100, de grootste breedte ± 400 K.M., terwijl de landlengte, die K. met het vasteland verbindt, 120 K.M. breed is. Het schiereiland bestaat grootendeels uit bergland van zeer oude gesteenten. Het is door een lengtedal, waardoor de rivieren Bystraja en Kamtsjatka stroomen, in een Westelijke en Oostelijke helft gescheiden en is over het algemeen een zachtgolvend middelgebergte van 1000 a 1300 M. hoogte. De vlakke W.-kust heeft in het Z. schoorwallen en strandlagunen.
In het O. verrijzen talrijke vulkanen, waaronder twaalf werkende. De hoogste is de 4916 M. hooge Klioetsjevskaja Ssopka. Een groot deel van dit gebergte is vergletsjerd; de sneeuwgrens ligt onder 56° N.B. tusschen 1500 en 1700 M. hoog. Tot 300 M. hoogte draagt K. een dichte woudvegetatie; venen en moerassen komen veel voor. Boven 300 M. ziet men slechts kromhout en struiken; de Noordelijke landlengte is met mostoendra’s bedekt. Hoofdplaats is Petropawlowsk aan de O.-kust, met ± 400 inw.
De geheele prov. K., waartoe ook een groot deel van Oost-Siberië behoort en die 1.300.000 K.M.2 groot is, heeft slechts 39.000 inw. — Inheemsche bevolking. In het Noordelijk gedeelte van het schiereiland, tot aan Oserna in het Oosten en de Amanina in het Westen, vindt men nog enkele Korjaken. Ten Zuiden daarvan woonden vroeger de eigenlijke Kamtsjadalen, die zich zelf Itelmen noemen. Tegenwoordig zijn zij vrijwel uitgestorven. Beide stammen zijn in taal en beschaving en ongetwijfeld ook anthropologisch nauw verwant aan de Tsjoektsjen, die eveneens tot de zoogenaamde Palaeo-Aziatische taalfamilie behooren.