Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Johannes bosscha (1797)

betekenis & definitie

Johannes bosscha (1797) - geb. 19 Maart 1797, overl. 9 Dec. 1874, promoveerde 1817 tot Dr. in de Letteren, werd in 1828 bij de oprichting van de milit. acad. hoogleer, in geschiedenis en letterkunde, en volgde in 1839 D. J. van Lennep op als hoogleer, in geschiedenis, oudheden, Grieksche en Latijnsche letteren aan het athenaeum te Amsterdam, welk ambt hij 1851 neerlegde; in 1853 werd hij te Amsterdam tot lid der Tweede Kamer gekozen en nam als zoodanig ijverig deel aan de beraadslagingen over de Wet op het lager onderwijs; in 1858 aanvaardde hij de portefeuille van Hervormden eeredienst, die hij tot 1861, in welk jaar dit departem. opgeheven werd, behield. Zijn laatste jaren bracht hij met letteroefeningen door. Hij schreef Neerlands heldendaden te land (1834—56, 3 dln.); Leven van Willem den Tweeden Koning der Nederlanden (1852); Pruisen en Nederland (1866).

Als voorzitter van het Nederl. Roode Kruis had hij een belangr. aandeel in de uitzending der ambulances in 1870.

< >