Jan van beieren - zoon van Albrecht van Holland, Zeeland en Henegouwen, werd geestelijke en als sub-diaken gekozen tot elect van Luik (1390). Wanneer hij een absoluut gezag wil vestigen, komt hij in botsing met de steden van zijn bisdom (1394), die er zelfs toe overgaan hem af te zetten (1406). Met hulp van Willem VI van Holland en Jan zonder Vrees van Bourgondië slaagt hij er in de opstandelingen te verslaan bij Othée (1406), waarna hij den opstand meester is. De opstandelingen worden zwaar gestraft (bijnaam van Jan: sans pitié), aan de steden alle autonomie ontnomen, zoodat voortaan de bisschop absolute macht heeft (Statuut van 1414; zie LUIK).
Wanneer zijn broer Willem VI van Holland overleden is, treedt hij met verlof van den paus uit den geest, stand, huwt met Elisabeth van Görlitz en maakt aanspraak op Holland (1417), waarbij hij den steun ontvangt van Dordrecht en de Kabeljauwsche edelen, ’t Gelukt hem zich in Dordrecht tegen Jacoba staande te houden, waarop hij bij ’t verdrag van Woudrichem (1419), Dordrecht, met Zuid-Holland, Rotterdam, Gorkum en Leerdam verkrijgt en gezamenlijk met Jan IV van Brabant Holland, Zeeland en Henegouwen zal regeeren. Hierop verkrijgt J. van Jan IV v. Brabant de graafsch. in pand, waarbij Jacoba zich niet wil neerleggen. Zij is echter niet in staat Holland en Zeeland aan J. te ontrukken, zoodat deze het gezag daar in handen heeft. Tijdens zijn bestuur wordt Zuid-Holland geteisterd door een groote overstrooming (St. Elisabethsvloed, 18/19 Nov. 1421). Hij stierf in 1425 tengevolge van vergiftiging. Litt.: Bacha, Catalogue des actes de J. de Bavière (Buil. Art et hist. de Liège, XII); Lacroix, Episode du règne de Jean de Bavière.