Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Jackson

betekenis & definitie

Jackson - 1) Andrew, zevende president der V. S. van N.-Amerika (1829-37), geboren 1767 te Waxhaw (Noord-Carolina), overleden op zijn „Hermitage” bij Nashville (Tennessee) 1845, studeerde in Salisbury (N.-Carolina) in de rechten, werd 1796 lid van de commissie, die een ontwerp van grondwet voor Tennessee moest samenstellen, vertegenwoordigde den nieuwen staat in het Congres, werd in 1797 senator, was van 1798-1804 opperrechter in Tennessee, wijdde zich toen op zijn hoeve bij Nashville aan den landbouw, tot in 1812, bij het uitbreken van den oorlog met Engeland, de staat Tennessee hem als generaal-majoor het opperbevel over zijn krijgsmacht opdroeg. Door het Congres met het bevel over de linietroepen bekleed, bracht hij in 1815 den Engelschen een beslissende nederlaag toe. In Maart 1828 trad hij als president op en in 1832 werd hij ten tweeden male tot president verkozen.

J. weigerde als democraat zijn goedkeuring te schenken aan de vernieuwing van het privilege der bank van de V. S., dat hij als een begunstiging van de geldaristocratie beschouwde, en verzette zich krachtig tegen Zuid-Carolina, dat opheffing van het toltarief wilde afdwingen. In 1837 ging hij stil leven op zijn landgoed bij Nashville. De eerlijkheid en de ijver, waarmede hij de democratische partij heeft gediend, huldigde deze door ’t oprichten van een standbeeld te Washington en te Nieuw-Orleans.

2) Thomas Jonathan, Amerik. generaal, geb. 1824 te Clarksburg (W.-Virginië), in 1863 gevallen bij Chancellorsville door een noodlottig schieten van eigen troepen, onderscheidde zich reeds in den oorlog met Mexico (1846), werd in 1852 leeraar aan de krijgsschool te Lexington en was als „Old Jack” in den Burgeroorlog de rechterhand van Lee en een der geduchtste van diens generaals.

< >