Ivoorkust, - Côte d’Ivoire, Fransche bezitting aan de kust van Opper-Guinea, groot 325.230 K.M.2 met (1912) 1.417.000 inw. De kust is vlak en eentonig: langgestrekte schoorwallen sluiten een reeks van lagunen af, die in een 50 a 70 K.M. breede laagvlakte liggen. Daarachter begint het heuvelland, d. w. z. de benedenste terrastrap van een tafelland, waarboven enkele bergketens zich tot 600 a 800 M. verheffen in het Noordelijk landschap Kong. (Het Douplé-gebergte in het NW. is ± 3000 M., het Komono-gebergte in het NO. ± 1450 M.) De diep in het binnenland ontspringende rivieren zijn rijk aan stroomversnellingen en alleen in haar benedenloop bevaarbaar (Cavally, Sassandra, Bandama en Comoé). Het klimaat is heet, vooral in den drogen tijd van Dec. tot Mrt.
Aan de kust valt zeer veel regen (in Grand Bassam, 6312 m.M.), er zijn twee regentijden: van Maart tot Juni en van Sept. tot Nov. Het heuvelland in het midden is met dichte tropische wouden bedekt; het N. (Baoelé en Kong) neemt meer het karakter van savanne aan. Het laagland aan de kust is voor een groot deel cultuurland. De inboorlingen (Soedannegers) verbouwen maïs, bananen en verschillende andere vruchten en aardnoten; in de plantages wordt koffie (vooral in Elima bij Assinie) geteeld. Cocosnoten, palmolie, kaoetsjoek en mahoniehout worden verzameld. In het rivierzand komt een weinig goud voor.
De kust is moeilijk toegankelijk tengevolge van de geweldige branding. De drukste haven is Grand-Bassam. Een spoorweg van uit Petit Bassam (Port Bouet) naar het binnenland is in aanleg en is gereed tusschen Abijean en Dunbokro (174 K.M.). Hoofdplaats is Bingerville. In 1911 bedroeg de import ƒ 9.870.000, de export ƒ 8.757.000.