Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Huizinga

betekenis & definitie

Huizinga - (Dirk), Nederl. physioloog, geb. 1840 in de gemeente Aduard, stud. 1857—62 aan het seminarie der Doopsgezinden te Amst. in de godgeleerdheid, daarna te Groningen in de wis- en natuurkunde, promov. 1867 tot doctor in deze vakken, op proefschrift: Onderzoekingen over ozon; was tot 1870 assistent aan het physiol. laboratorium van prof. Deen te Groningen en tevens leeraar aan de burgeravondschool aldaar; werd 1870 benoemd tot hoogleeraar aan de Groningsche universiteit in physiologie en histologie, opende zijn lessen in Jan. van dat jaar met een rede over De ontwikkeling der nieuwere physiologie. Prof.

H. hield zich in het bijzonder bezig met onderzoekingen over de aanwezigheid van blauwzuur in het bloed, met de ozon, de suikerbepaling in urine, de innervatie der bloedvaten, de bereiding van glycogeen. Hij gaf in het licht; Een en ander over voeding (1876), Schetsen uit het leven (1877), Vitalisme en mechanisme (1893).

< >