Hoogte der wolken - verschilt naar de wolkensoort. In het algemeen kan men drie wolkenniveau’s onderscheiden. Boven de mistbanken op zeer geringe hoogte, die van den grond tot 3 a 400 M. hoogte reiken, heeft men het eerste wolkenniveau van 800 tot 1600 M. het cumulusniveau, het niveau waarin de losse stapelwolken of de gelaagde stapelwolken (strato— cumulus) zich vormen. Van 2000 tot 4000 M. hoogte is het alto-cumulus-niveau der altostratus en alto-cumulus-wolken.
Het hoogste wolkenniveau is dat.der cirro-cumulus, cirrostratus, en cirrus-wolken, het cirrus-niveau genaamd, dat de luchtlagen van 7 tot 11 K.M. bevat. De drie genoemde wolkenniveau’s zijn in den zomer hooger dan in den winter en op lage breedten hooger dan op hooge. In de tropen reikt het cirrus-niveau tot 16 a 17 K.M. Bij buiig weer ziet men de stapelwolken, die zich vormen in het cumulusniveau zich omhoog ontwikkelen, waarbij de toppen reiken tot in de hoogere wolkenniveau’s. Bij zomeronweers dringen de donderkoppen, de toppen der cumulonimbuswolken, niet zelden door tot in het cirrus-niveau.