Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Honderdjarige oorlog

betekenis & definitie

Honderdjarige oorlog - naam die aan den oorlog gegeven wordt, welke gevoerd werd tusschen Engeland en Frankrijk, van 1339—1453. Men kan dezen oorlog in twee deelen verdeelen: A. een periode van 1339 tot 1389 ; B. een periode van 1415 tot 1453.

A. Periode van 1339 tot 1389. Met Karel IV was de oudere linie van ’t huis Capet in de mannelijke linie uitgestorven. Verwant aan den koning waren Eduard III van Engeland, Philips van Valois en Philips van Evreux. Uit nationale overwegingen verkozen de rijksgrooten Philips van Valois tot opvolger, waarop deze als Philips VI gekroond werd (1328). Philips van Evreux kreeg als schadeloosstelling Navarre, Angouleme en Mortaine. Daar de macht van Frankrijk in den strijd tegen de Vlaamsche steden aan ’t licht kwam (zie VLAANDEREN) besloot Isabella van Engeland, die van zins was geweest aanspraak te maken op de opvolging, in de zaak te berusten. In 1329 huldigde Eduard III den Franschen koning voor zijn Fransche leenen. Zoo scheen het alsof de vrede gehandhaafd zou blijven.

Wanneer echter Eduard III zich in de Schotsche aangelegenheden mengt en door zijn overwinning bij Hallidon Hill (1333) zijn candidaat voor den Schotschen troon Eduard Baliol tot koning verheft, en ook in de volgende jaren dezen tegen diens tegenstander David Bruce weet te handhaven, komt Philips VI tusschenbeide. Hij eischt van den Engelschen koning David Bruce niet tegen te werken (1336). Aangezien het voor den Eng. koning onmogelijk was, van den pas veroverden invloed in Schotland af te zien, was ’t duidelijk, dat de oorlog tusschen Frankrijk en Engeland onvermijdelijk was. Eduard III sloot een bondgenootschap met Willem III van Holland en Henegouwen, met den Hertog van Brabant, de graven van Gulik en Gelre en de Vlaamsche steden (zie NEDERLAND). Hij besloot den oorlog in Guyenne defensief en in ’t Noorden van Frankrijk offensief te voeren. Nadat de eerste expeditie naar Cambray mislukt was (1339), ondernamen de Engelschen in 1340 een tweeden aanval. De Fransche vloot werd bij Sluis vernietigd, waardoor de Engelschen meester ter zee waren. Door bemiddeling van Johanna van Henegouwen kwam er een wapenstilstand tot stand.

Eduard III had hierin te eerder bewilligd, daar de uitputting zijner geldmiddelen hem niet veroorloofde den oorlog voort te zetten; nadat hij toegestaan had de contrôle over de financiën aan ’t parlement te laten, verleende dit hem nieuwe subsidies. Nadat het een oogenblik geschenen had, alsof paus Clemens VI er in slagen zou een definitieven vrede tusschen de beide rijken tot stand te brengen, werd de verhouding weer minder doordat beide staten zich gingen mengen in de geschillen over de opvolging in Bretagne. Philips VI steunde Karel van Blois en Eduard III Johan van Montfort. In 1346 onderneemt de Eng. koning opnieuw een tocht. Hij landt bij La Hogue (Juli 1346) en verslaat bij zijn opmarsch naar ’t Noorden de Franschen bij Crécy (Aug.). Ook tegen de Schotten strijden de Engelschen gelukkig. Zij behalen een overwinning bij Nevil’s Cross (Oct. ’46), zoodat zij alle krachten kunnen concentreeren tegen Frankrijk. Calais wordt nu belegerd en na een hardnekkigen tegenstand ingenomen (1347). Door bemiddeling van den paus wordt er een wapenstilstand gesloten (1347), welke telkenmale verlengd werd tot 1355, toen ’t optreden van de Franschen in Navarre (zie NAVARRE) Eduard III hoop gaf op steun van Navarre.

Hij ondernam een inval, welke echter geen resultaat opleverde, daar de adel van Navarre zich neutraal hield. Wanneer echter Johan II Karel van Navarre verraderlijk gevangen neemt (1356) erkennen de Navarreezen Eduard III als wettig koning van Frankrijk. Hij geeft den hertog van Lancaster last van Normandie uit den opmarsch te ondernemen, terwijl de prins van Wales (de zwarte Prins) van de Dordogne zal optrekken. In de buurt van Maupertuis stooten de Engelschen op het veel sterker Fransche leger. Het gelukt den prins, wiens vredesaanbiedingen werden afgeslagen, een schitterende overwinning te behalen. De Fransche koning werd gevangen genomen, terwijl ’t leger bijna geheel vernietigd werd (Sept. 1366). Deze overwinning liet haar terugslag voelen in Schotland, waar men zich haastte vrede te sluiten met Engeland (1367). In Frankrijk ontstonden opstanden van de boeren (JACQUERIE) en van de steden (zie MARCEL), waardoor de dauphin verhinderd wordt zijn krachten te concentreeren tegen de Engelschen.

In 1359 sluit Johan II den vrede van Londen, waarbij de Noord, en West. provincies van Frankrijk afgestaan worden aan Engeland en een oorlogsschatting beloofd wordt. Als men dezen vrede niet wil bekrachtigen, valt Ed. opnieuw in Frankrijk en rukt hij op tot voor Parijs. Onder bemiddeling van den paus. legaat komt dan de vrede van Bretigny tot stand, waarbij Frankrijk aan Engeland in vollen eigendom afstaat Gascogne, Guyenne, Poitou, Calais en Guines en een oorlogsschatting van 3 mill. goudstukken belooft te betalen (1360). In Bretagne wordt de strijd voortgezet tot 1364 wanneer de Eng. pretendent zich met hulp van de Eng. van ’t hert. heeft meester gemaakt. In Castilië, waar een strijd om den troon werd gevoerd tusschen Pedro, die gesteund werd door de Engelschen en Hendrik van Trastamare, die hulp ontving van de Franschen, waren de Engelschen minder gelukkig. Pedro kon zich niet handhaven, zoodat hier een vijand van Engeland de regeering in handen kreeg, wat voor de Engelschen des te gevaarlijker was, daar Castilië in ’t bezit was van een' sterke vloot. Dit bleek in de volgende jaren, toen er een conflict was ontstaan tusschen Engeland en Frankrijk, doordat de Franschen zich mengden in de Aquitaansche aangelegenheden. De Castiliaansche vloot versloeg de Eng. bij La Rochelle (1372), waardoor de Eng. in Frankrijk van hun land waren afgesneden.

De Franschen maakten hiervan gebruik door den Eng. de eene plaats na de andere te ontnemen, zoodat in 1380 Calais en Bordeaux alleen nog in handen zijn van de Eng. Pogingen door hen gedaan om ’t verloren terrein te herwinnen mislukten. Zelfs werd in 1386 Engeland met een inval van de Franschen bedreigd. In 1389 sloot Richard II van Engeland een wapenstilstand, welke in 1396 voor 28 jaar verlengd werd en waarbij hij toeliet, dat de Franschen Brest en Cherbourg bezetten. Wanneer in Engeland Hendrik van Lancaster zich van den troon heeft meester gemaakt en hij in moeilijkheden geraakt met de bewoners van Wales geleid door Owen Glendower, maakt de hertog van Orleans, regent van Frankrijk, hiervan gebruik om de Eng. aan te vallen (1405). Twisten met den hertog van Bourgondië noopten echter den^hert. van Orleans den strijd op te geven (1407), Hendrik stelde zich tevreden met Frankrijk te doen verzwakken door den partijstrijd in dit land aan te wakkeren.

B. Periode van 1415 tot 1453. Een geheel nieuwe phase trad de Honderdjarige oorlog in, met de troonsbestijging van Hendrik V (1414). Hoewel geen recht hebbend op de Fransche kroon maakte hij aanspraak op den troon en begon hij in 1415 den oorlog. Na bij Harfleur geland te zijn veroverde hij deze stad na een kort beleg, maar zijn leger was zoodanig door ziekten geteisterd, dat hij besloot om op Calais terug te trekken. Bij Azincourt werd hij tegengehouden door de Franschen, wien hij echter een zware nederlaag toebracht (Oct. 1415).

Nadat in ’t volgende jaar de Engelschen door een overwinning bij Harfleur meester ter zee waren geworden, ondernam Hendrik in 1417 een tweeden aanval. Normandië werd door hem veroverd en in 1417 viel ook Rouaan in zijn handen. Pogingen om te komen tot een definitieven vrede stuitten af op de buitensporige eischen van den Eng. koning. Nog gunstiger werd echter de toestand voor hem, toen ook Philips van Bourgondië zich bij hem aansloot (1420), waardoor een groot deel van Frankrijk aan zijn zijde was. Na den dood van Hendrik (1422), werd de hertog van Bedford regent van Hendrik VI in Frankrijk. Na een overwinning behaald te hebben bij Verneuil, onderwierp hij de landschappen Picardië en Maine. Hiermede was al ’t land benoorden de Loire in handen van de Eng. en de Bourg., alleen ’t land bezuiden de Loire restte nog aan Karel VII, die zijn zetel had te Bourges. Teneinde ook dit deel te onderwerpen rukte Bedford op en sloeg hij ’t beleg voor Orleans, dat den weg naar ’t Zuiden beheerschte (1428).

In dezen voor Frankrijks bestaan gevaarvollen tijd trad Jeanne d’Arc op, die er in slaagde de geestdrift van de Franschen op te wekken en de Engelschen te dwingen het beleg op te breken (Mei 1429). Zij slaagde er in Karel VII in Reims te doen komen. Wel viel zij in 1431 in handen van de Bourg., die haar aan de Eng. uitleverden, maar de kansen waren gekeerd. Tusschen Eng. en Bourg. ontstond een verwijdering tengevolge van de pogingen van Humphrey van Gloucester, om door ’t huwelijk met Jacoba van Beieren Holland te krijgen. In 1435 sloot Philips van Bourgondië vrede met den Franschen koning. Kort daarop werd Parijs door de Fransche legers heroverd (1436), waardoor de Eng. heerschappij beperkt werd op Normandië en enkele vestingen in Picardië en Maine. Pogingen om te komen tot een vrede mislukten op den eisch van Eng. in ’t bezit te blijven van ’t veroverde. In 1444 kwam echter een wapenstilstand tot stand voor 2 jaar, welke verlengd werd tot 1448, toen de oorlog opnieuw begon.

De Engelschen konden zich niet staande houden. In een jaar tijds was Normandië door de Franschen veroverd. Ook in Zuid-Frankrijk verloren de Eng. In 1451 vielen Bordeaux en Bayonne den Franschen in handen. Nog eens deden de Eng. gebied, onder Talbot een poging hun gebied te heroveren; de nederlaag bij Chatillon (1453) verijdelde dit.

Alleen Calais, Guines en de Norm. eilanden bleven in Eng. bezit. Hiermede eindigde de Honderdj. oorlog zonder dat er een eigenlijke vrede is gesloten. De troebelen, welke in Eng. uitbraken (Rozenoorlogen) deden den oorlog van Eng. zijde eindigen en Frankrijk moest zijn aandacht wijden aan Bourgondië. — Litt. Opgave van de bronnen over de geschiedenis van den Hond. oorlog is te vinden in: Loserth, Gesch. des spateren Mittelalters von 1197 bis 1494; Lavisse et Rambaud, Hist. Gen. III (is niet zoo volledig als de opgave bij Loserth). — Van de schrijvers over den Hond. oorl. moeten genoemd worden : Denifle, La désolation des églises, monastères et hôpitaux en Franco (2 dl., Paris 1899); Deprez, les Préléminaires de la guerre de cent ans (Paris 1902) ; S. Luce, La France pendant la guerre de Cent ans (1894); Lavisse, Hist.de France IV (titel Coville Les premiers Valois et la guerre de Cent ans, met litteratuuropgave). — Zie verder GROOT-BRITTANNIË ; FRANKRIJK: EDUARD III ; HENDRIK V ; PHILIPS IV ; KAREL V VAN FRANKRIJK; KAREL VI VAN FRANKRIJK; KAREL VII; BERTRAND DU GUESCLIN; JEANNE D’ARC.

< >