Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hommels

betekenis & definitie

Hommels - behooren tot het geslacht Bombus, verwant met de honingbij. Het zijn onze grootste bijen; zwart van kleur, maar met een dicht haarkleed bedekt, dat verschillende kleuren kan toonen. De tong is zeer lang, zoodat zij diepliggenden nectar uit bloemen kunnen zuigen. Zij leven in gezelschappen, bij welke, evenals bij de honingbij, mannetjes, wijfjes en onvruchtbare wijfjes optreden, die alle gevleugeld zijn.

Hunne staten blijven echter klein; bij bovenaardsche bedraagt het aantal dieren eenige honderden, bij onderaardsche is het aantal grooter, maar altijd beneden 1000. De bevruchte wijfjes (koninginnen) overwinteren en stichten in het voorjaar elk voor zich een staat. De nesten worden aangelegd onder of boven den grond, in het eerste geval in een mollen- of muizengang enz., in het tweede op een of andere beschutte plaats. Eerst wordt een klompje stuifmeel gedeponeerd, waarin eieren gelegd worden, waarna de holte met was gesloten wordt. De uitkomende larven voeden zich met stuifmeel en spinnen, als zij volwassen zijn, eivormige cocons; uit deze eerste cocons komen werksters. De koningin bouwt een cel van was en vult deze met honig, welk werk door de werksters wordt voortgezet, zoodat een nest ontstaat, waarin de koningin voortdurend verblijf houdt om zich alleen met eieren leggen bezig te houden. In den zomer treden grootere werksters op, die parthenogenetisch eieren vóórtbrengen, waaruit de mannetjes ontstaan; de wijfjes en werksters ontstaan uit bevruchte eieren. Na de bevruchting zoeken de wijfjes een schuilplaats, waarin zij den herfst en den winter doorbrengen, zoodat men in het najaar bijna alleen mannetjes en werksters ziet vliegen.

Een eigenaardigheid van de kolonie is het voorkomen van een „porder”, „wekker” of „trompetter”, die ’s morgens vroeg de bewoners van het nest door luid gonzen wekt. Verwijdert men dezen trompetter, dan neemt een andere werkster zijn functie over. Tegen den winter sterven alle dieren, behalve de bevruchte koninginnen, af. De h. zijn ijverige bloemenbezoekers en uitmuntende bestuivers. In ons land komen een 17-tal soorten voor, van welke de voornaamste zijn de aardhommel (B. terrestris), de tuinhommel (B. hortensis) en de steenhommel (B. lapidarius). Verwant met de h. zijn de koekoekshommels (Psithyrus).

< >