Holstein (gesch. van) - H. was reeds in praehist. tijden bevolkt, gelijk blijkt uit verschillende vondsten, die men hier gedaan heeft. Het eerste volk, waar we iets meer van weten is de Germ. stam der Teutonen, die pl.m. 120 v. C. van hier naar ’t Zuiden trokken. Hun woonplaats werd ingenomen door de Saksen en Angelen. In den tijd der volksverhuizing werden deze beide stammen verdrongen; in 't Noorden vestigden zich Deensche stammen en in ’t Oosten van H. de Slavische Wagriers en Polaben.
Na de onderwerping van de Saksen door Karel den Grooten kwam ook H. binnen de machtssfeer van de Franken, al had hun werkelijk gezag hier niet veel te beteekenen (zie HAMBURG). Later behoorde H. tot ’t hertogdom Saksen. Toen na den dood van hertog Magnus (1106) Saksen aan Lotharius van Supplinburg kwam, stond deze H. in leen of aan Adolf I van Schauenburg, waarmede de gesch. van ’t graafsch. H. begint. Door Adolf II (1128—1164) werd de germaniseering van H. bevorderd. Tijdens zijn regeering vestigden zich hier tal van personen afkomstig uit Rijnland. De Slavische stammen werden teruggedrongen en na de verovering van ’t land bij de Trave stichtte Adolf II hier de stad Lübeck (1143), die door zijn opvolger Adolf III voorzien werd van goede havens (1189). Deze vorst breidde zijn gebied uit met Ditmarschen en Stade.
Veel had ’t graafsch. te lijden van de Denen, die ten slotte ’t land bezetten (1201). Eerst in 1227 werd ’t graafsch. van de overheersching der Denen bevrijd. Opnieuw ontstaat er strijd tusschen Denemarken en Holstein, wanneer Waldemar Atterdag van Denemarken in conflict komt met de Hanse. H. steunt de Hanse omdat ’t bevreesd is voor de machtsuitbreiding van Denemarken (1367). De Holzaten bezetten Jutland, maar worden hieruit weer door Waldemar verdreven. In een nieuw stadium komt de strijd als beide landen aanspraak maken op Sleeswijk (1375). In ’t begin kunnen de Holzaten zich niet handhaven. Gerd VI van Holstein moet in 1385 Margaretha van Denemarken huldigen als leenvrouwe van Sleeswijk.
Na den dood van Gerd VI (1404) bezet Marg. SleeswijkHolstein. Tegen haar opvolger Erik komen de Holzaten in verzet (1410). De Denen worden verslagen bij Eggebert waarop er een wapenstilstand gesloten wordt, die in 1416 eindigt. Na ’t hernieuwen van den strijd zijn de Denen gelukkiger. Sleeswijk wordt door hen bezet (1417).
Door deze machtsuitbreiding worden Hamburg en Lübeck ongerust, zoodat deze beide steden besluiten Holstein te steunen. Nadat herhaalde bemiddeling niets heeft opgeleverd wordt in 1427 door de Hanse den oorlog verklaard aan Denemarken. Tegen deze macht is Erik niet opgewassen en is hij in 1434 genoodzaakt vrede te sluiten met H., waarbij hij afstand doet van Sleeswijk en Noord-Friesland terwijl H. aan Lübeck Fehmarn afstaat (1436). Wanneer er dan in Denemarken verwarring ontstaat, hernieuwt Adolf VI van Sleesw.-H. den oorlog en bezet hij Jutland (1438.) — Na diens dood (1460) komt Sleeswijk-Holstein aan Christiaan I van Denemarken, met welk land de vorstendommen Sleeswijk en Holstein vereenigd bleven tot 1864. — Zie SLEESWIJKHOLSTEIN. Litt.: Waitz, Schleswig-Holst. Geschichte.