Hoeflederhuid - De huid, die het lichaam bedekt, eindigt niet aan den rand der hoeven, doch zet zich in den hoornschoen voort, waar zij ook de daarbinnen gelegen deelen bedekt. De huid van den hoef heet h. en onderscheidt zich van de gewone huid door een sterker ontwikkeling van het corpus papillare, de papillair laag, die hier duidelijk papillen of vlokjes en lamellen of plaatjes vormt. Haren komen er niet in voor, terwijl ook smeer en zweetklieren ontbreken.
Alleen in de straallederhuid (eigenlijk de lederhuid voor het zoolkussen, den torus) komen enkele malen zweetklieren voor. De h. scheidt de hoorncellen af en vormt dus den hoef.