Hoornschoen - bij het paard bestaat de hoornschoen uit hoornzoom, hoornwand, hoornzool, hoornstraal en hoornige steunsels. Deze deelen vormen een aaneengesloten omhulsel van het uiteinde van het lidmaat. De hoornschoen is opgebouwd uit hoorncellen. Hoorn is een slechte warmtegeleider, zoodat de inwendige deelen weinig last hebben van koude. b.v. als de wegen met ijs bedekt zijn.
Verder is hoorn zeer bestand tegen verschillende stoffen, zelfs zuren tasten het niet aan. Alkaliën, b.v. kali- en natronloog, doen de hoorn in hoorncellen uiteenvallen. Van uit den mest van den stalbodem wordt de hoorn nogal eens aangetast door ammoniak. Dat gedeelte van den hoef, dat wij zien als hij op den bodem staat, is de wand, de ondervlakte wordt gevormd door zool en straal. De bovenste rand langs den wand is de hoornzoom, die den overgang vormt van huid en hoef en die uit zachte hoorn bestaat. Deze rand is c.a. 1 c.M. breed en gaat naar achter over in den hoornstraal. De hoornwand is van buiten bekleed door de glazuurlaag, de voortzetting van den hoornzoom. De eigenlijke wand is hoogstens 1 c.M. dik; het dikst is hij in het toongedeelte, naar achter wordt hij dunner.
Het toongedeelte is het voorste gedeelte van den wand. Daarop volgen aan beide zijden de zijgedeelten, terwijl de achterste gedeelten verzenen worden genoemd. De wand is van buiten glad; er komen echter wel ringen aan voor, die evenwijdig loopen met den kroonrand en groeiringen worden genoemd. De onderrand van de h. is de draagrand, die op den bodem of bij den beslagen hoef op het hoefijzer rust. Op de ondervlakte van den hoef onderscheiden wij de hoornzool, den hoornstraal en de hoornige steunsels. De hoornzool is meer of minder uitgehold, de buitenrand is door den plaatjesrand of witte lijn aan den wand verbonden, terwijl de hoornstraal als een wig in den achterrand dringt. De hoornzool is schilferig van bouw. Bij plathoeven is de zool niet hol, maar plat, bij volhoeven bol.
De hoornstraal is wigvormig, bestaat uit taai, veerkrachtig hoorn. Het achterste deel is het lichaam, het voorste de punt. In het lichaam vindt men de middelste straalgroeve, naast den straal aan beide zijden de zijdelingsche, ter andere zijde van de zijdelingsche straalgroeven zijn de hoornige steunsels gelegen, die eigenlijk een omslag vormen voor den hoornwand, die achter niet doorloopt, maar zich aan beide verzenen omslaat en de steunselhoeken er dan de steunsels vormen. Deze reiken tot halverwege den hoornstraal. Bij runderen spreekt men meer van klauwen. Hier ontbreken straal en steunsels.