Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hirâm

betekenis & definitie

Hirâm - 1) eigl. Chîrâm, soms Choerâm, ook Chirôm (Assyr. Chiroemmoe) genoemd, koning (969-936) van Fenicië, liet havens aanleggen en tempels bouwen in Tyrus, en breidde Fenicië’s macht tot op Cyprus uit. Hij ondersteunde Salomo bij ’t bouwen van paleis en tempel, door hem cederhout en bouwlieden af te staan; Salomo daarentegen leverde aan H. veel koren en olie, en moest als onderpand 20 steden in Galilea geven (zie KABOEL en 1 Kon. 5 en 9). Salomo en H. hadden ook gemeenschappelijke handelsondernemingen over zee.

Vlgs. 2 Sam. 5, 11 zou H. reeds David bij diens paleisbouw hebben geholpen; maar aangezien dit paleis reeds in ’t begin van Davids regeering (± 1010-970) is gebouwd, is òf de duur van H.’s regeering, 34 jaar, onjuist overgeleverd, òf verwart het Oude Test. H. met een zijner voorgangers, òf is 2 Sam. 5, 11 onhistorisch. — 2) eigl. Choerâm-abi, („H. is mijn vader”) Fenicisch kunstenaar, met een Israëliet. moeder; in opdracht van Salomo vervaardigde hij bronzen voorwerpen voor den tempel, 1 Kon. 7.

< >