Hessen-Kassel - Duitsch vorstendom, ontstond door de verdeeling van ’t landgr. Hessen na den dood van Philips den Grootmoedige (1567), aan wiens zoon Willem IV Neder-Hessen met Ziegenhaim en Smalkalden ten deel viel. Hoofdstad van ’t landgr. was Kassei. In 1583 werd het vergroot met een deel van Hessen-Rheinfels en in 1604 met een deel van HessenMarburg, nadat in deze beide vorstendommen de regeerende personen kinderloos waren overleden.
Nadat landgr. Maurits zich aangesloten had bij de Prot. Unie, werd H.-K. genoodzaakt deel te nemen aan den 30-jar. oorlog, waardoor ’t land zwaar geteisterd werd. In 1637 werd het zelfs door de keizerl. troepen bezet; slechts met hulp van de Franschen en Zweden kon de landgr.-weduwe Amalie Elisabeth haar land heroveren. Bij den vrede van 1648 kreeg zij de abdij Hersfeld, ’t gr. Schaumburg en een schadeloosstelling in geld. Haar zoon Willem VI sloot zich in 1658 aan bij den Rijnbond, waardoor het landgr. binnen den Franschen invloedssfeer viel. Een zijner opvolgers, Karel, maakte hieraan een eind en nam deel aan den 9-jar. oorlog tegen Frankrijk (1688).
Van weinig belang is de gesch. in de 18e eeuw. ’t Land werd door erfenis vergroot met ’t graafsch. Hanau (1736) en was een getrouwe bondgenoot van Engeland in den 7-jar. oorlog en in den Coalitie-oorlog tegen Frankrijk (1792), met welk land het in 1795 vrede sloot. Bij de Reichsdeputationshauptschlusz (1803) kreeg H.-K. Fritzlar en werd het verheven tot keurvorstendom. Wanneer echter keurvorst Wilhelm I een aan Frankrijk vijandige politiek begint te voeren wordt hij door Napoleon I afgezet en zijn land bij ’t kon. Westfalen ingelijfd. In 1813 keerde hij in zijn land terug en werd door het Weener Congr. als vorst hersteld. Hij behield den titel van keurvorst en regeerde in react. zin.
Alle veranderingen, welke in 1806 waren ingevoerd, werden afgeschaft en verschillende gebruiken, als het dragen van de staartpruik door de soldaten, kwamen opnieuw in zwang. De Nat. Verg., welke in 1815 was bijeengekomen, werd reeds in 1816 ontbonden. Zijn opvolger Wilhelm II schafte enkele verouderde gebruiken af en bracht eenige verbeteringen aan. In 1818 trad Hessen-Kassel toe tot de Thüringer Tolunie, daar ’t uit afkeer tegen Pruisen geen lid wilde worden van de Pruisische Tolunie. Ondertusschen nam de ontevredenheid der bevolking toe, welke bovendien nog aangewakkerd werd door ’t despotisch optreden van Wilhelm’s min. Hanenpflug, die zich om de in 1831 gegeven constitutie niet bekommerde. In 1837 moest Hanenpflug de wijk nemen.
Verbetering in ’t bestuur kwam er echter niet. De Febr. rev. liet ook haar invloed gelden in H.-K. De keurvorst Frederik Willem I moest de vlucht nemen. Toen de Oostenrijkers hem wilden herstellen, verzette Pruisen zich, dat echter in 1850 moest berusten. In 1854 werd nu door den keurvorst een grondwet verleend, waarbij aan de volksvertegenwoordiging slechts weinig invloed op de regeering werd verleend. De onrust werd dan ook niet gestild, interventie van Pruisen in 1862 om de Hess. regeering te dwingen de constitutie van 1831 in te voeren, had geen resultaat. Wanneer de keurvorst in 1866 de zijde kiest van Oostenrijk en weigert te voldoen aan den eisch van Pruisen tot demobilisatie, bezetten de Pruis, troepen H.-K., dat bij den vrede van Sept. 1866 bij Pruisen werd ingelijfd. ’t Vormt van dien tijd af een deel van de provincie Hessen-Nassau.