Hertogenbosch (’s-) - gem. in N.-Brabant, groot 1759 H.A. (zandgrond), met 38.000 inw.; zij bevat de stad ’s-H., het dorp Orthen (met 1200 inw.) en een deel van ’t dorp Hintham, met 200 inw. (het overige deel van dit dorp behoort aan Rosmalen). De stad ’s-H. is de hoofdplaats der provincie, met 35.000 inw.; zij ligt aan de samenvloeiïng van de Dommel en de Aa, die zich vereenigen tot de Dieze, waarvan een zijarm zich tot in de stad uitstrekt. Ook begint hier de Zuidwillemsvaart naar Maastricht. De stad ligt bij een kruispunt van spoor- en tramlijnen.
Vroeger werd zij bij hoog water herhaaldelijk voor een groot deel overstroomd, maar thans is zij vloedvrij gemaakt. Er zijn drukke markten van landbouwproducten, vee en zuivel; ook heeft men er vele fabrieken, o. a. voor sigaren, machines, koek, schoenen en meel, benevens boekdrukkerijen en een loodpletterij. Beroemd is de Groote- of St. Janskerk, feitelijk de derde kerk, die op dezelfde plaats staat. De eerste, een kleine kerk, was gebouwd in Romaansch-Gotischen stijl en had een zwaren klokketoren. Men kan met zekerheid vaststellen, dat deze kerk reeds vóór het jaar 1185, toen de stad gesticht werd, bestond. Deze eerste St.-Janskerk heeft tot 1280 bestaan. Toen werd zij door een tweede vervangen, die grooter was.
Alleen de toren bleef staan. Deze tweede kerk werd bij den brand van 1419, die de halve stad vernielde, grootendeels in de asch gelegd. De toren bleef ook toen behouden en maakte deel uit der derde kerk, de tegenwoordige, die op de grondslagen harer voorgangster van 1419 tot 1469 is opgebouwd. Omstreeks het jaar 1620 werd een begin gemaakt met het bouwen van een houten koepeltoren, die een hoogte bereikte van 300 voet en gekroond werd door een koperen St.-Jansbeeld ter zwaarte van 1400 pond. Deze toren werd in het jaar 1584 door den bliksem getroffen en brandde af. Thans bevindt zich op dezelfde plaats een lage koepel met een Renaissance-kapje en vier hoektorentjes. Van 1629 tot 1810 was de kerk in het bezit der Protestantsche gemeente te ’s-H. In 1810 werd de kerk door keizer Napoleon weder aan de Katholieken toegewezen.
Ook het stadhuis, een stevig en degelijk gebouw, opgetrokken in den 17en eeuwschen Renaissance-bouwstijl, is zeer merkwaardig. Het lijkt uitwendig veel op het Kon. Paleis op den Dam. Hierdoor is het misschien te verklaren, dat dit bouwwerk aan Jacob van Campen wordt toegeschreven. Het is echter, zooals ook het jaartal in den gevel aangeeft, gebouwd in 1670, dus na den dood van genoemden bouwmeester, die in 1657 bij Amersfoort overleed. — In de 12e eeuw strekte zich op de plaats der tegenwoordige stad een groot bosch uit, waarin de hertogen van Brabant dikwijls jaagden. Hier nu liet een hunner, waarschijnlijk Godfried III, nog vóór 1070 een jachthuis bouwen, dat de oorsprong der stad werd. Bekend is het beleg, waardoor Fred. Hendrik in 1629 de stad tot overgave dwong, nadat dit door Maurits tweemaal tevergeefs beproefd was. — Als R.K. bisdom is H. thans suffragaan van het aartsbisdom Utrecht; werd bisdom door paus Paulus IV, geregeld door Pius IV en toen suffragaan van Mechelen.
De eerste bisschop was Frans van de Velde (meer bekend als Franciscus Sonnius 1562-69), later overgeplaatst naar Antwerpen. Toen Frederik Hendrik in 1629 ’s-Hertogenbosch innam, was de zesde bisschop, Michaël Ophovius (1626-1629), verplicht zijn zetel te verlaten. Joseph de Bergaigne (1638-47) was in werkelijkheid weinig meer dan bisschop-in-naam. Hij leefde in ballingschap. Door den vrede van Westphalen in 1648 werd het geheele gebied Generaliteitsland en de R.K. godsdienst verboden. Toch oefenden priesters in het geheim den godsdienst uit. Het diocees was een missiegebied geworden, bestuurd door een apostolischen vicaris, die echter in den regel den titel van bisschop bezat. Zoo bleef het tot 1853.
In 1810 trachtte Napoleon wel een nieuw bisdom onder denzelfden naam op te richten, dat het gebied Bouches du Rhin omvatte en had daarvoor het oog gericht op Mgr. van Camp, maar deze was bij de goede R.-Katholieken niet in aanzien, en zoodoende mislukte Napoleon’s poging. Op dezelfde wijze mislukte de poging met het Concordaat van 1827, om twee groote bisdommen op te richten: Amsterdam en ’s-Hertogenbosch. Eindelijk werd door breve van Pius IX in 1853 het Bossche diocees hersteld. Mgr. Joannen Zwijsen, uit het bisdom geboortig, die tot dan Apostolisch vicaris was, werd nu de eerste bisschop. In den regel droeg hij hier den naam van Apostolisch administrator, omdat hij tevens aartsbisschop van Utrecht werd. Deze deed in 1868 afstand van zijn zetel te Utrecht en wijdde zich tot zijn dood in 1877 uitsluitend aan den Bosch. Onder Zwijsen werd in 1865 daar het eerste provinciaal concilie gehouden.
Hij werd opgevolgd door Mgr. Adrianus Godschalk (1877-1892), door Mgr. Wilhelmus van den Ven (1892-1919), en door Mgr. A. Diepen (1919). Het bisdom heeft een seminarie te St. Michielsgestel en te Haaren.