Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Helgoland

betekenis & definitie

Helgoland - Duitsch eiland in de Noordzee ; het ligt 52 K.M. van het naaste punt van Sleeswijk (Eiderstedt), 63 K.M. ten N.W. van Cuxhaven en beheerscht de monden van Elbe, Weser en Eider. Het is een bonte zandsteenrots van 60 M. hoogte. Steil stijgt ze uit de zee op, die er al groote stukken van heeft verslonden, zooals de klippen er om heen bewijzen. Vooral in het O. strekt zich naast de rots (het „bovenland”) het benedenland, een vlak strand uit.

Van uit zee levert het eiland een prachtig gezicht op: de roode rots met frisch groen bedekt en het witte zand. Vandaar de groenwit-roode vlag en de spreuk : Wit het strand, rood de kant, groen het land. H. is ook een echte rustplaats voor trekvogels. De bewoners zijn Friezen, leven van vischvangst, scheepvaart en loodswezen, bovendien van het drukke zomerbezoek aan deze badplaats. Vroeger behoorde H. tot Sleeswijk. In 1807 werd het door de Engelschen bezet, bleef Engelsch tot 1890 en kwam in 1892 bij Pruisen. Door dijken werd daarna de verdere afknabbeling door de zee belet, op het bovenland zwaar geschut opgesteld, bovendien een haven voor torpedobooten en kruisers aangelegd. Eens een belangrijk steunpunt voor de Duitsche vloot, maar nu worden de vestingwerken ten gevolge van den vrede van Versailles gesloopt.

< >