Heinrich karl marx - Duitsch wijsgeer en staathuishoudkundige, grondlegger van het moderne socialisme, geb. 1818 te Trier, overl. 1883 te Londen. Zijn vader, de advocaat Heinrich Marx, later Justizrat, ging in 1824 met zijn familie van het Jodendom tot het Protestantisme over. M. studeerde te Bonn en Berlijn rechtswetenschap en later philosophie, promoveerde in de laatste faculteit te Berlijn in 1841 op een proefschrift over de philosophie van Epicurus en was daarna korten tijd te Bonn als privaat-docent werkzaam. Van Bonn uit werkte hij mede aan de oprichting van het radicale oppositieblad de „Rheinische Zeitung”, waarin hij na de verschijning op 1 Jan. 1842 verscheidene artikelen schreef, om in 1842 de leiding van het blad te krijgen, in verband waarmede hij naar Keulen verhuisde; wegens zijn scherpe oppositie werd het blad in 1843 verboden.
Na in het huwelijk te zijn getreden met Jenny von Westfalen, begaf hij zich met deze in den herfst van 1843 naar Parijs, waar hij met Arnold Rüge de „Deutsch-französische Jahrbücher” uitgaf, welk tijdschrift echter reeds na het eerste nummer wegens meeningsverschillen der beide redacteuren ophield te bestaan. In dezen tijd ging hij over tot het socialisme; van toen af tot aan zijn dood werkte hij voortdurend samen met Friedrich Engels. Wegens zijn medewerking aan een te Parijs onder den naam „Vorwärts” verschijnend Duitsch weekblaadje, dat den spot dreef met het toenmalige Duitsche absolutisme, werd M. op verzoek van de Pruisische regeering het verblijf in Frankrijk ontzegd; hij vestigde zich dientengevolge in 1845 te Brussel, waarheen ook Engels zich begaf. Hier deden M. en Engels in 1848 in opdracht van den Bond der Communisten, waarbij zij zich in 1847 hadden aangesloten, het Manifest der Kommunistischen Partei (Londen 1848), eindigende met de woorden: „Proletarier aller Länder, vereinigt euch!”, het licht zien, hetwelk sindsdien in talrijke Duitsche uitgaven, later onder den titel: Das Kommunistische Manifest met voorwoorden van de schrijvers en een inleiding van Karl Kautsky, en vertaald in alle Europeesche talen is verschenen (laatste Duitsche uitgave: Berlijn 1917; Nederl. vert. van H. Gorter, 5e uitg. als no. I v. „Het Communisme”, Amsterdam 1920). Na de Februari-revolutie van 1848 uit België gezet, keerde M. op uitnoodiging van het voorloopig bewind der Fransche republiek daarheen terug. Spoedig daarop begaf hij zich naar Keulen en trad aldaar gedurende ongeveer een jaar op als redacteur van de „Neue Rheinische Zeitung”; nadat hij tweemaal in een strafproces was gewikkeld, doch vrijgesproken, werd hij in 1849 uit het land gezet, terwijl het blad verboden werd.
Toen ging hij weder naar Parijs, doch, reeds na enkele maanden voor de keus gesteld zich in Bretagne te laten intemeeren of Frankrijk te verlaten, koos hij het laatste en vestigde hij zich te Londen, waar hij tot zijn dood bleef wonen. Hier redigeerde hij de „Neue Rheinische Zeitung, politisch-ökonomische Revue” (Januari —November 1850), trad bovendien van 1852 tot aan den Amerikaanschen burgeroorlog op als correspondent en vele jaren feitelijk als redacteur voor Europa van de New-York Tribune; voorts werkte hij aan verscheidene tijdschriften en couranten mede. Nadat M. in 1850 uit het Centraal Comité van den Communistenbond was getreden, wijdde hij zich aan uitgebreide studiën op economisch, historisch en politiek gebied. Als vrucht hiervan verscheen zijn Zur Kritik der politischen Oekonomie (dl. I, Berlijn 1869), waarin hij voor het eerst zijn waardeleer ontwikkelde, en zijn belangrijkste werk Das Kapital, Kritik der politischen Oekonomie (dl. I, Hamburg 1867); van laatstgenoemd, vele malen herdrukt en vertaald werk (Nederl. vert. van F. van der Goes, Wereldbibl.), werden de volgende deelen in manuscript door M. na gelaten: de uitgaven van het 2e en 3e deel is bezorgd door Engels (Hamburg 1885 en 1894), die van het 4e deel onder den titel: Theorien über den Mehrwert door Kautsky (Stuttgart 1905—1910).
Intusschen vond M. na eenigen tijd weder gelegenheid tot daadwerkelijke deelneming aan de arbeidersbeweging: in 1864 was hij mede-oprichter der Internationale Arbeidersassociatie (le Internationale), waarvoor hij Statuten en program ontwierp en welker leiding hij in handen nam en behield, ondanks den strijd, welken hij hierom van 1869 tot 1872 te voeren had met Michael Bakoenin, achter wien zich de meer anarchistische elementen in de Internationale schaarden.
Toen na den val der Commune van Parijs de zetel der Internationale op zijn voorstel naar New-York verplaatst was, trad M. meer op den achtergrond, hoewel hij in geregeld contact bleef met bijna alle leiders in de arbeidersbeweging in Europa en Amerika, en ging zich aan velerlei studie wijden. Geknakt door den dood zijner vrouw en zijn oudste dochter Jenny, gehuwd met den Franschen socialist Longuet, overleed hij in 1883.
M. is de grondlegger van de economische geschiedbeschouwing, het z.g. historisch materialisme.
Van zijn meerendeels vele malen herdrukte en in verscheidene talen vertaalde geschriften noemen wij, naast de reeds vermelde: Die Heilige Familie. Gegen Bruno Bauer und Konsorten (met Engels; Frankfort a. M. 1845); Misère de la Philosophie, réponse à la Philosophie de la misère de M. Proudhon (Brussel en Parijs, 1847); Lohnarbeit und Kapital (overdruk uit de „Neue Rheinische Zeitung”, 1849, laatste Duitsche uitgave Berlijn 1912); Zwei politische Prozesse (verdedigingsreden, Keulen 1849); Der achtzehnte Brumaire des Louis Bonaparte (New-York, 1852); Enthüllungen über den Kölner Kommunistenprozess (Bazel 1852 — in beslag genomen — 4e dr. Berlijn 1914); Herr Vogt (Londen 1860). Bovendien talrijke artikelen in tijdschriften en couranten. Zie voorts: Gesammelte Schriften von Kalr Marx und Friedrich Engels (1841—-1850), Herausgeg. von Franz Mehring (4 dln.
Stuttgart 1902); Briefwechsel zwischen Friedrich Engels und Karl Marx, 1844 bis 1883, Herausgeg. von A. Bebel und. Ed. Bernstein (4 dln. Stuttgart 1913); Gesammelte Schriften von Karl Marx und Friedrich Engels (1852—1862), Herausgeg. von N. Rjasanoff (4 dln., dl. 1 en 2 Stuttgart 1917). Vgl. o. m.: Franz Mehring, Karl Marx, Geschichte seines Lebens (Leipzig 1918),