Guadalquivir - Rivier in Zuid-Spanje, ontstaat uit verscheidene bronrivieren, waarvan de Guadiana menor en de Guadalimar (met de Guadalmene) de voornaamste zijn. De eerste draineert het bekken van Baza en Guadix, de laatste ontspringt op de Siërra de Alcazar. De bronrivier, die den naam van G. draagt, is minder lang dan de beide vorige en ontspringt op de Siërra del Pozo. Al deze rivieren stroomen in diep ingesneden dalkloven en verzamelen zich in het vruchtbare dalbekken van Linares, het hoogste gedeelte van het bekken van Andalusië.
Van Andujar af stroomt de G. langs den zuidvoet der Siërra Morena door een vruchtbaar gebied, in sterk kronkelenden loop, om bij Cordova de alluviale vlakte van Andalusië te bereiken. Van Sevilla af, waar de getijrivier begint, wordt zij een echte laaglandsrivier, die zich in vele armen, die eilanden insluiten, splitst. Zij mondt uit bij San Lucar met een 4 K.M. breeden trechtermond. Het mondingsgebied is een uitgestrekt moeras, door een duingordel van de zee gescheiden. De Jenil, die op de sneeuwvelden der Siërra Nevada ontspringt, is de voornaamste zijrivier. Het stroomgebied der G. is ± 66.000 K.M.2 groot, de rivier 660 K.M. lang. Het is de best bevaarbare rivier van Spanje; eertijds voeren kleine zeeschepen tot Cordova, nu bereiken schepen tot 6 M. diepgang nog Sevilla.
