Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Groote bonte specht

betekenis & definitie

Groote bonte specht - Dendrocopus major, zeer bont van kleuren: kop en hals zwart en wit gevlekt, onderzijde vaalbruin, dat naar den staart toe karmijnrood wordt, vleugels zwart met witte banden; het mannetje met een donkerroode vlek op het achterhoofd. Lengte 24 c.M., staart 9 c.M. Leeft in N.en Midden-Europa en -Azië ; in ons land veel voorkomend in bosschen, broedt in boomen, 6—10 M. boven den grond ; ook het mannetje broedt. Voedt zich met allerlei insecten, maar ook met dennenzaad, beukennoten, hazelnoten en noten, is echter als insectenverdelger zeer nuttig. Zwerft ’s winters overal rond, dikwijls vergezeld van allerlei kleine vogels (zie SPECHT).

< >