Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Grey (engelsche staats- lieden)

betekenis & definitie

Grey (engelsche staats- lieden) - naam van verschill. Engelsche staatslieden. 1) Graaf Charles, geboren 1764 in Fallodon (Northumberland), overleden 1845 in Howick (Northumberland), was sinds 1786 lid van het Lagerhuis, waar hij zijn sympathie toonde voor de Fransche revolutie, door mee op te richten de „Society of the friends of the People” 11792), en kwam bij den dood zijnf vaders in' 1807 in het Hoogerhuis, waar hij de leider der liberale oppositie werd. In 1830 trad hij op als minister-president en wist trots hevig verzet in beide huizen in 1832 de Reform-bill tot stand te brengen, waarbij het kiesrecht zoo gewijzigd werd, dat de overwegende invloed van do groote grondbezitters overging op de vertegenwoordigers van handel en nijverheid. Wegens verschil van meening met eenige zijner ambtgenooten over de Iersche dwangwet van 1833 trok hij zich in 1834 terug. — 2) Sir Edward, geb. 1862 te Oxford, werd in 1885 in het Lagerhuis gekozen, was van 1892—95 ondersecretaris van buitenl. zaken onder Roseberry, behoorde van 1895—1905 tot de liberale oppositie in het Lagerhuis, trad in 1905 als minister van buitenl. zaken op onder Campbell Bannerman en bleef dit, toen deze in 1908 door Asquith werd opgevolgd.

Naast dezen werd hij in ’t liberale ministerie na 1912, toen de vrede van Europa gedurig meer in gevaar kwam, de groote kracht. Zijn laatste poging, eind-Juli 1914, om dien te redden, door Duitschland het voorstel te doen, dat vier groote mogendheden (Engeland, Duitschland, Frankrijk en Italië) het geschil tusschen Oostenrijk en Servië in der minne zouden trachten te effenen, mislukte. In December 1916, toen Lloyd George, sinds 1918 onder Asquith tot Chancellor of the Exchequer geroepen, aandrong op de vorming van een kleinen oorlogsraad in het Kabinet, waarvan Asquith zou zijn uitgesloten, traden met dezen G. en enkele voorname liberalen uit het ministerie. In 1919 werd hij buitengewoon gezant te Washington.—• 3) Sir George, geb. 1812 te Lissabon, overl. te Londen 1898, verliet in 1839 zijn militairen rang, reisde voor het Kon. Geogr. Genootschap van 1837—40 West-Australië door, was van 1841—45 gouverneur van Zuid-Australië, van 1846—54 van Nieuw-Zeeland, waar hij een eind maakte aan een opstand der Maori’s, van 1854— ’59 van de Kaap-Kolonie en opnieuw van 1861—68 van Nieuw-Zeeland, waar hij andermaal de inboorlingen tot rust bracht. Na een kort verblijf in ’t vaderland keerde hij naar Nieuw-Zeeland terug, waar hij verkozen werd in the House of Representation en in 1877 als minister-president optrad. Verscheidene hervormingen, o. a. in zake het kiesrecht, waren hem te danken.

In 1894 keerde hij voor goed naar Engeland terug. In Kaapstad richtte de bevolking hem een standbeeld op voor ’t gebouw, waarin de rijke bibliotheek werd geplaatst, die hij de stad bij zijn vertrek had geschonken. Ook aan de burgers van Auckland gaf hij in 1887 een boekerij van 12.000 deelen ten geschenke. Hij schreef o. a. Journal of two expeclitions of discovery in Australia Polynesian Mythology (1867). — 4) Graaf Henry, geb. te Howick 1802, overl. aldaar 1894, kwam in 1831 als Lord Howick in het Lagerhuis, was van 1835—39 minister van oorlog, van 1846—62 van koloniën onder Russell en volgde in ’46 zijn vader Charles G. als graaf op in het Hoogerhuis. Hij was de eerste Minister van Koloniën, die opkwam voor zelfbestuur en vrijen handel met het moederland. Zijn opvatting verdedigde hij bij zijn aftreden in ’52 in Colonial policy of Lord Russell's administration (1853).

< >