Grensscheiding - Ieder eigenaar kan zijn nabuur noodzaken hunne aan elkander grenzende eigendommen af te scheiden. De afscheiding moet op gemeene kosten gedaan worden (art. 678 B. W.). — De vordering tot afpaling is eene zoogen. gemengde vordering (art. 129 Rv.). — Deze afscheiding behoeft in het algemeen niet eene afsluiting te zijn. In de steden en aaneengebouwde voorsteden en dorpen echter kan men zijnen nabuur noodzaken bij te dragen tot het maken of het stellen van een afsluiting, dienende tot afscheiding van beider huizen, opene plaatsen en tuinen.
De wijze en de hoogte der afsluiting zijn afhankelijk van de bijzondere verordeningen en plaatselijke gebruiken (art. 690 B. W.). — De eene nabuur kan den anderen noodzaken tot het planten van nieuwe heggen, indien de vorige, gemeen zijnde geweest, tot aanwijzing der scheidslinie tusschen de beide erven hebben gestrekt (art. 711 B. W.). — Burgerlijke rechtsgedingen betreffende verplaatsing van scheidsteekenen staan ter kennisneming der Arrondissementsrechtbanken. Indien het feit nog geen jaar geleden is geschied, is hooger beroep uitgesloten (art. 54 4° R. O.). — Het met het oogmerk, zich of een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, vernielen, verplaatsen, verwijderen of onbruikbaar maken van hetgeen tot afbakening der grenzen van erven dient, is strafbaar met gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaar (art. 333 Sr.).