Goya y lucientes (francisco josé de) - geb. 1746 in Fuente de Todos (Arragon), gest. 1828 in Bordeaux. Spaansch schilder. Oorspronkelijk leerling van Lucian Martinez, werd hij na een verblijf te Rome, voor korten tijd volgeling van Raphael Mengs en diens helper, den hofschilder Francesco Bayen, dien hij evenwel spoedig overtrof in bekwaamheid en zelfstandigheid. Goya doet zich kennen als een man, die de Spaansche kunst voor het eerst na Velasquez weer een eigen roem verschaft.
Hij staat op het keerpunt van een oude en nieuwe richting en maakt beide door; zijn werk getuigt daarvan. Als hofschilder was hij voornamelijk aangewezen om kerkelijke tafereelen en decoratieve gevallen in beeld te brengen en tevens verkreeg hij aan en door het hof een groote vermaardheid als portrettist. Zijn opvatting van het toenmalige gezelschaps- en hofleven toont hem op zich zelf reeds den realist, die hij is gebleven, een voor zijn tijd meedoogenloos karakterteekenaar. Daarnaast kan G. zich als etser ten volle ontplooien en zoo verschenen van hem die reeksen van prenten, waarin zijn satyrische en karikaturale aanleg opging in de krasheid zijner diep doorvoelde, steeds verrassend gekozen onderwerpen. De bekendste dezer seriën zijn de Caprichos (1797), de Desastros de la Guerra (1810-13), de Tauromachie (1808-15) en de Proverbios. In deze seriën blijkt hij een verbijsterend fantast. De levendigheid zijner observaties leidde hem tot de onmiddellijke, vlugge, bijna aphoristische weergave van de situatie der stiergevechten. In zijn Caprichos overtreft hij zelfs den bewegelijken voorganger en ouderen J. Callot, van wien hij vooral verschilt door den ons nu nog modern aandoenden geest, waarmee zijn werk is doortrokken.
De tegenwoordige critische litteratuur heeft aan Goya een juistere plaats weten te geven en hem ontdaan van de vele romantische anecdoten, die de vroegere geschiedschrijvers begrijpelijk genoeg over hem ten beste gaven. Goya is de veelzijdigste en oorspronkelijkste, de vindingrijkste teekenaar, schilder en etser, die het einde der 18e eeuw heeft opgeleverd — niet altijd de meest technisch zorgvuldige. — Zijn geheel impressionistische manier leidt vooral in zijn olieverfschetsen van lateren tijd wel eens tot vluchtig, ordeloos, ongaaf werk. De minst goede, die hem worden toegeschreven, daaronder vele der alle gruwelen behandelende z.g. inquisitieschetsen, zijn gewoonlijk bij nader onderzoek veelal niet van Goya’s eigen hand maar van zijn navolger Lucas. Tusschen die van Callot uit de 17e, Rops en Redon in de 19e eeuw is G.’s kunst in menig opzicht als de verbindende schakel te beschouwen. Van zijn schildertechniek leerden vele Franschen uit de tweede helft der 19e eeuw. Hij is inderdaad een der vroegste voorloopers van het Fransche impressionisme.
Litt. V. v. Loga, Francisco de Goya. Berlin 1913; R. Bertels, Fr. Goya. München 1907.