Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Gorincheni

betekenis & definitie

Gorincheni. - Zeervroeg stond er te Arkel zonder twijfel een kasteel, en onder ’t gebied daarvan moet in de 12e eeuw reeds een havenplaats gelegen hebben aan den mond der Linge en „waar Maas en Waal te zamen vloeien”, wellicht spoedig na de bedijking der Merwede; kort na 1200 bestond G. zeker; de zetel van de Heeren van Arkel werd er toen heen verplaatst, naar een nieuw prachtig kasteel beoosten de haven. De plaats kreeg stadrecht, tolvrijdom in Holland en Brabant, enz. en kwam tot eenigen bloei, hoewel ze belemmerd werd door den tol en later door het stapelrecht van Dordt. Ze werd ook een vesting.

wat ze altijd gebleven is, telkens uitgebreid; ’t is nu een der sleutels van de Utrechtsche waterlinie. In 1417 kwam de stad voorgoed onder de Ilollandsche grafelijkheid, nadat Willem van Arkel gesneuveld was in de Krijt of Krijgssteeg (nu de Revitsteeg) tegen de troepen van Jacoba. In 1572 werd ze aan den kant van den Prins gebracht door Lumey, die er 19 geestelijken gevangen nam en in den Briel liet ter dood brengen (de Gorkumsche Martelaars) ; honderd jaar later hield ze dapper stand tegen de Franschen. Alleen in de 18e eeuw was ze zwak door verval der vestingwerken en viel gemakkelijk in handen eerst van de Pruisen en toen van de Franschen. Maar in 1813—’14 kon ze pas bevrijd worden na een beleg van twee maanden. Bij dit laatste beleg heeft de stad veel geleden. Onder Koning Willem I is het kanaal van Steenenhoek gegraven (1818) tot ontlasting van het Lingewater en tevens kreeg G. een prachtige plaats in de groote verkeersplannen van dien vorst. Het zou de tweesprong worden van de nieuwe waterwegen van Amsterdam naar Luik en Brussel.

Het Zederikkanaal kwam werkelijk tot stand evenals zijne voortzetting de Zuid-Willemsvaart, en hoewel het kanaal Woudrichem— Breda—Brussel in de pen bleef, kreeg G. toch eindelijk ook in die richting zijn grooten straatweg (door Napoleon aangevangen). De stad ging dan ook in de periode der stoombooten sterk vooruit; de bevolking klom van af 1823 tot 1857 van 5800 op pl.m. 9000 zielen. Hare markten, haar verkeer, hare zalmafslagen gingen goed; er kwamen nieuwe fabrieken en het garnizoen bracht ook zijn levendigheid. In dien tijd kon men de schade van het bombardement van 1813 eindelijk herstellen. Men deed dat op de manier van die dagen, d.i. tamelijk smakeloos. De Gotische toren met zijne statige spits kon gelukkig blijven staan, maar de zeer gehavende kerk werd afgebroken en vervangen door een banaal kerkhuis. Het stadhuis volgde in 1857 met een zelfde treurige operatie. Daar de laatste resten van het beroemde kasteel reeds in 1830 verdwenen waren, bleef er in G. weinig bezienswaardigs meer over; alleen de Schuttersdoelen van 1599 (nu schouwburg en concertzaal) en een paar liefdadige gestichten spreken nog van de bouwkunst der vaderen, terwijl als gewoonlijk de 18e eeuw nog door een aantal statige harmonische gevels vertegenwoordigd is.

Op de spoorwegen heeft G. lang moeten wachten; het kreeg pas in 1886 zijn plaats aan de lijn Dordt—Nijmegen. Zijn groei is dan ook in de laatste halve eeuw niet sterk geweest. 9000 inw. van 1857 waren op 31 Dec. 1915 nog maar geklommen tot 12.387. En toch had het Jr 1885 de opening van het nieuwe Merwedekanaal gezien, terwijl de vaart over de rivieren groot werd. Maar ’t meeste ging G. voorbij. De drukke varkensmarkt is door den oorlog ook achteruit gegaan; de belangrijke rundermarkt niet.

De nieuwe tuinbouw- en veilingvereeniging voor G. en omstr. hield vrij belangrijke verkoopingen. De zalmafslag was de laatste jaren juist weer veel beter dan te voren. Onder de moderne fabrieken neemt de suikerfabriek en raffinaderij „Hollandia ’ een goede plaats in. Verder is er nog een fabriek van stroop en druivensuiker, van ijzer- en koperwerk, benevens een ijsfabriek en twee bierbrouwerijen. Natuurlijk ook eenige steenfabrieken. — Litt.: van Zomeren, Beschr. van G.; geeft een beschrijving van de stad in de 18e eeuw.

< >