Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Glasgow

betekenis & definitie

Glasgow - stad in Schotland, aan beide oevers van de Clyde. Het grootste deel, tevens centrum van handel en verkeer, ligt ten N. van de rivier. De opkomst van G. dagteekent van de vereeniging van Schotland met Engeland. Toen werden de Schotsche havens, wat den handel betreft, op denzelfden voet behandeld als de Engelsche en al spoedig stelde zijn gunstige ligging G. in staat een aanzienlijk deel van den Atlantischen handel tot zich te trekken.

Zoo werd het naar de bevolking Schotlands tweede stad. Feitelijk had het den alleenhandel in ruwe en geraffineerde suiker, bovendien het recht dranken uit molasse te bereiden. Het handelde in haring en zalm, leverde den Engelschen looiers huiden en fabriceerde zeep en linnen. Tegen het einde van de 18de eeuw importeerde het uit Virginië, Maryland en Carolina meer dan de helft van alle in het Vereenigde Koninkrijk ingevoerde tabak. De enorme scheepsbouw en de grootsche ontwikkeling van de metaalindustrie en den machinebouw dateeren uit de 19de eeuw. Aan de Oostzijde van George Square in het hart der stad, verheft zich het stadhuis, gebouwd in Venetiaanschen renaissancestijl, volgens de plannen van William Joung. Het gebouw, dat in 1889 werd voltooid, vormt een vierkant blok van vier verdiepingen, en draagt behalve den zwaren toren in het midden van den Westelijken gevel, aan beide einden een lichteren toren met koepel. Aan de Zuidzijde van hetzelfde plein staat het massieve General Post Office, terwijl de Westzijde voor een deel wordt ingenomen door de Bank of England en het Merchants’ House.

Aan het hoofd van het laatste staat de deken van gilde der „Merchants”, die, evenals de „deacon-convener of Trades”, die aan ’t hoofd staat van het Trades’ House, lid is van den gemeenteraad. De drukste verkeersweg, tevens winkelstraat is Argyll Street; zij leidt naar Trongate, waar een deel van de oude stad, zorgvuldig voor het nageslacht wordt bewaard. De meeste van de oude openbare gebouwen van G. zijn verdwenen. Een gelukkige uitzondering maakt St. Mungo’s Cathedral in het N.O. van de stad. Geen der andere kerkgebouwen in G. heeft eenige historische beteekenis; alleen die sedert het begin van de 19de eeuw verrezen, hebben architectonische waarde, daar de Covenanters, het stichten van schoone kerkgebouwen niet alleen niet aanmoedigden, maar zelfs verboden. Op Fir Park, een 100 M. hoogen heuvel, ligt de voornaamste begraafplaats. Hier staat ook de hooge Dorische zuil met het standbeeld van John Knox, den Schotschen hervormer.

De Universiteit van G. werd in 1450 gesticht door Bisschop Turnbull. Het paedagogium of „college of art” was eerst gevestigd in Rottenrow, sedert 1460 in High Street. In 1868 werd de eerste steen gelegd voor een nieuw gebouw, dat naar de plannen van Sir G. G. Scott, in 1870 werd voltooid. Het Queen Margaret College voor vrouwen werd in 1883 gesticht en maakt sedert 1893 deel uit van de Universiteit evenals het Muirhead College, eveneens voor vrouwen. De monumenten staan voor ’t grootste deel in George Square, rondom de hooge zuil waarop ’t beeld staat van Walter Scott door John Ritchie. De voornaamste zijn: de ruiterstandbeelden van koningin Victoria en den Prince Consort, die van James Watt, Tomas Campbell, den dichter, David Livingstone en Robert Burns. Voor de Royal Exchange staat het beeld van den hertog van Wellington. Een obelisk, 143 voet hoog in de „Green”, herinnert aan Nelson.

In Trongate staat een ruiterstandbeeld van Willem III.— Handel en verkeer. Het ontstaan van G.’s reusachtige industrie wordt voor een groot deel verklaard door de aanwezigheid van ijzer en steenkool in de onmiddellijke nabijheid en de stroomende wateren van het omringende heuvellandschap, ’t Oudst is de textielindustrie, vooral de bewerking van katoen, wol, jute en zijde. Niet lang bleef deze industrie de voornaamste, hoewel de nevenindustrieën als bleeken, drukken en verven van geweven stoffen zich handhaafden. Deze laatste worden daartoe nog voor een groot deel uit Lancashire hierheen gevoerd, De chemische industrie levert: soda, bleekpoeder, zeep, aluin, dynamiet en kruit. Ook glas en papier worden vervaardigd. Boven alles staat echter het hoogovenbedrijf. In ’t midden van de 19de eeuw produceerde Schotland ⅓ van ’t ijzer van het Vereenigd Koninkrijk. Ook koper, lood en zink wordt hier gesmolten.

Naast de ijzersmelterij ontwikkelde zich de metaalindustrie. Men bouwt hier: locomotieven, stoomketels en schepen (in sommige jaren de helft van de tonnenmaat, die in heel Gr.-Brittannië en Ierland werd gebouwd). De havenwerken zijn bereikbaar voor schepen van ± 9 M. diepgang, de gezamenlijke kadenlengte bedraagt 8 □ mijl. Heel veel energie is besteed om de Clyde bevaarbaar te maken, ’t geen gelukte gedeeltelijk door een vernauwing van het bed der rivier, die de erosie deed toenemen, gedeeltelijk met behulp van baggermolens. Bij Terminus Quay komen de Caledonian en de G. en South Western Railways aan de rivier ter overlading van goederen en ertsen.

Het zeer levendige scheepvaartverkeer dient voornamelijk tot invoer van tarwe, meel, fruit, timmerhout, ijzererts en vee en tot uitvoer van katoen, ijzer, staal, machines, garens, linnen, jute en wollen stoffen. Er is een Ned. consulaat. G. telt bijna 800.000 inw. Aan ’t hoofd staat een raad van 77 leden, onder wie 14 „bailies” en lord-provost. Waterleiding, gas, electriciteit, tramwegen en zelfs „lodginghouses” worden door de gemeente geëxploiteerd.

< >