Gladiatoren - Zwaardvechters bij de oude Rom., die elkaar ten aanschouwe van het publiek op leven en dood moesten bestrijden. Het gebruik was van Etruscischen oorsprong en verving de menschenoffers aan het graf eens gestorvenen; het was in Campanië geliefd en is vandaar door de Romeinen overgenomen, ’t eerst 264 v, C. bij lijkspelen, ’t eerst bij openbare spelen 105 v. C. Tegen ’t eind der Republiek werden zij geweldig opgevoerd: zoo liet Caesar als aedilis 320 paren tegen elkaar vechten! De keizers gaven dgl. spelen dikwijls; zij werden regelmatig sedert Claudius ze in 47 van de quaestoren bij hun ambtsaanvaarding eischte en kwamen nog in de 6e eeuw voor. De gl. waren meestal krijgsgevangenen of slaven, maar ook wel vrije burgers leenden er zich toe. Zij werden onder lanistae (drilmeesters) geoefend in scholen, die eerst 63 v. C. te Rome worden vermeld en daarna in alle groote steden van Italië voorkomen.— De g., die zooveel bijdroegen tot het vullen van het leven der bevolking in de Romeinsche steden, leverden de Romeinsche kunstenaars heel dikwijls onderwerpen voor hun decoratie.
Muurschilderingen, mozaïeken (b.v. in de Thermen van Caracalla te Rome), bas-reliefs (vooral te Pompei) en speciaal het met stempels versierde aardewerk (terra sigillata) vertoonen ons duizenden malen de geliefde typen, die zelfs nog op de vroegByzantijnsche ivoortafeltjes den hoofdschotel vormen. Oorspronkelijk waren alle g. als gewone soldaten gewapend, maar in den keizertijd komt er al meer en meer schakeering in hun uitrusting. De retiarius droeg slechts een net en een drietand en was alleen met een tunica bekleed ; zijn gewone tegenstander, de secutor, daarentegen droeg een zwaren helm, scheenbeenplaten en een schild. In plaats van den retiarius bestreed ook wel de laquearius met zijn lasso (laqueus) den secutor. Gallische en Thracische rustingen droegen de Myrmillo en de Thrax, de dimachaeri voerden twee korte zwaarden, de andabatae streden te paard, de essedarii op strijdwagens, enz.
Naar de wapenrusting en de vechtwijze onderscheidde men de bustuarii, die bij het graf van een gestorvene, de cubicularii, die binnenshuis bij gastmalen vochten en de bestiarii, die tegen wilde dieren streden. Over levenswijze, onderricht, organisatie, strijdwijze en wapenen der glad., zie Friedländer, Darstellungen aus der Sittengesch. Roms. II p. 380 vlgg.