Gautier - (Théophile), Fr. dichter en schrijver, geb. te Tarbes in 1811, overl. te Neuilly in 1872, kwam als jongen naar Parijs, waar hij de lessen aan het lycée-Charlemagne volgde. Eerst voelde hij zich aangetrokken tot de schilderkunst en bezocht het atelier van Rioult. Daarna werd hij dichter, maakte kennis met Victor Hugo en gaf in 1830 zijn eerste bundel Poésies uit. Van dat oogenblik af trad hij op als een geestdriftig voorstander van de Romantische school.
Op den dag van de eerste opvoering van „Hernani”, de z.g. „bataille d’H.”, die hij zelf verteld heeft in zijn Histoire du Romantisme (1874) stond hij op de bres om de goede zaak te verdedigen tegen den stormaanval van de voorstanders van het klassicisme. Hij was een onvermoeid werker. Zijn leven lang heeft hij artikels en bijdragen geleverd aan tal van dagbladen en tijdschriften. Niet alleen zijn kunst maar ook zijn weelderige leefwijze maakten van hem een van de oorspronkelijkste persoonlijkheden van zijn tijd. Hij hield ervan zich te hullen in schitterende costuums, zijn huis was een exotisch museum, waarin hij leefde, omringd door zijn twaalf geliefkoosde katten; eindelijk was het hem een behoefte den „bourgeois”, den platten „Philister” te verbijsteren en te ergeren.
Daarbij zorgde hij onverpoosd voor de belangen van zijn gezin en verdedigde onverschrokken zijn artistieke overtuiging. — Op de vraag, welke plaats hij inneemt in de letterk. beweging, van zijn tijd, heeft hij zelf antwoord gegeven: „ik was de schilder van de bent”, zei hij tegen het eind van zijn leven. Men hoeft zijn gedichten maar op te slaan om terstond te ontdekken, dat G. niet tevergeefs de schildersateliers bezocht heeft. Dààr heeft hij leeren zien, dààr heeft zich zijn zin en smaak voor kleuren, lijnen en versieringen ontwikkeld. Hij schrijft om te schilderen, dat bewijzen al zijn werken, zoowel zijn gedichten, Poésies, España (1845), zijn meesterwerk Emaux et Camées (1852), als zijn proza: Voyage d'Espagne (1840), zijn novellen, b.v. Militona (1847) en zijn Capitaine Fracasse (1861—1863), waarop Scarron’s „Roman comique” niet zonder invloed geweest is. — Is het te verwonderen, dat een kunstenaar als G., die niet ophield te verkondigen, dat in een kunstwerk de vorm het allervoornaamste is, de apostel geweest is van een richting, wier strijdleus „l’art pour l’art” luidt? Psychologie, moraal, ideeën, dat alles is volgens G. van weinig belang, mits de lijnen en kleuren van den kunstenaar, die in volle vrijheid moet kunnen werken, ons een trouw beeld geven van de zichtbare wereld. — Zie : M. Du Camp, Théophile Gautier (Collection des Grands Ecrivains français), Paris, 1901; E. Richet, Th. Gautier, l’homme, la vie et l’oeuvre, Paris, 1893.