Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gamĕlan

betekenis & definitie

Gamĕlan - orkest der Javanen, in hoofdzaak bestaande uit slaginstrumenten; het eenige strijkinstrument is de rĕbab, een 2-snarige viool, welker bespeler de orkestleider is; als blaasinstrumenten komen de soeling (fluit) en de sĕlomprèt (trompet) voor; de voornaamste overige instrumenten zijn de gongs, waarvan de grootste soms een middellijn van 1 M. heeft, de kĕndang (trom), de bonangs, koperen ketels van verschillende grootte, die op een onderstel van koorden, van waroe-bast of katoen gedraaid, rusten; de saron’s, zachtgewelfde metalen klankstaven boven holle bakken liggende; de gĕndèr’s, korte klankstaven, die boven een reeks van bamboekokers, welke als zangbodems dienst doen, gehangen zijn; de gambang’s, een houten en een metalen, met klankstaven, die op veel grootere bakken liggen dan die der saron’s; en de tjalĕmpoeng, een soort van harp. De toonstelsels der Javanen zijn tweeérlei: saléndrô, het vijftonige, het oudste, en pélog, het nieuwe, zeventonige stelsel, dat tamelijk wel met onze gamma overeenkomt; bij bepaalde soorten van wajang wordt het 1ste, bij andere het 2de stelsel vereischt (zie WAJANG); elk heeft zijn afzonderlijke instrumenten met vaste tonen noodig. Litt.

Dr. J. Groneman, De Gamĕlan te Jogjåkårta, uitgegeven, met een voorrede, door Dr. J. P. N. Land; Soerjo Poetro en Noto Soeroto, Causerieën over Jav. muziek (Ned.-Indië. Oud- en Nieuw, le Jaarg.).

< >