Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Galsteenen

betekenis & definitie

Galsteenen - eigenaardige concrementen in de galblaas, de galgangen van de lever en de galbuis, van allerlei vorm, grootte en verschillende samenstelling. Soms zijn zij slechts zoo groot als zandkorrels, soms zoo groot als een ei. In het eerste geval vindt men er dan een groot aantal, in het tweede slechts een enkele. Soms hebben zij eene bolronde of eivormige gedaante, soms zijn zij door onderlinge wrijving veelhoekig en gefacetteerd; de oppervlakte is ruw of, zooals in het tweede geval, glad.

De kleur wisselt tusschen grijs, bruingeel, en groenzwart. AVat hun bouw betreft, zijn zij homogeen of bestaan uit lagen, die rondom een kern zijn afgezet. Naar hun scheikundige samenstelling verdeelt men de g. in verschillende groepen. Het vaakst komen cholesterine pigmentsteenen voor, waarin de beide bestanddeelen van de gal, cholesterine en galkleurstoffen in wisselende hoeveelheden met elkaar verbonden, voorkomen, vermengd met kalkzouten. Zeldzamer zijn steenen, die uitsluitend uit cholesterine of uitsluitend uit pigment zijn opgebouwd. Zuivere kalksteenen heeft men slechts enkele malen waargenomen. — De g. liggen meestal los in de galblaas. Vindt men ze in de groote galbuizen, dan zijn zij daarheen verplaatst vanuit de lever of vanuit de galblaas. G. komen veel vaker voor bij vrouwen dan bij mannen; in hoofdzaak treden ze op rijperen leeftijd , na het 40e jaar, op.

Zittende levenswijze, sterke insnoering, eene overmatige voeding, met name een rijkelijk van vet en van vleesch voorzien dieet schijnen momenten te zijn, die aan het ontstaan van g. bevorderlijk zijn. In bepaalde streken (Engeland, Hongarije) komen g. klaarblijkelijk vaker voor dan in andere gebieden. Tijdens de zwangerschap komt, naar het schijnt, galsteenvorming vaker tot stand. In vele gevallen veroorzaakt het aanwezig zijn van g. in de galblaas of in de leverbuizen gedurende het geheele leven geen enkel verschijnsel; dikwijls worden bij secties tal van g. gevonden, zonder dat tijdens het leven iets omtrent de aanwezigheid daarvan vermoed werd. Geheel anders echter, wanneer een g. in de galbuis komt en hier ingeklemd raakt. Dan treedt het beeld van de galsteenkoliek (galleverkoliek) op. Deze begint plotseling of na geringe voorafgaande verschijnselen, meest enkele uren na den maaltijd. Met groote hevigheid treedt pijn op in de leverstreek, die naar de zijde van de maag, den rug, ook de schouders of het been uitstraalt.

Bij zenuwachtige personen treden soms heftige spiertrekkingen op. De temperatuur stijgt, soms zeer snel, de pols wordt klein en niet zelden valt de lijder in onmacht. Braken komt vaak voor. De lever en vooral de galblaas zijn gezwollen en pijnlijk. Is de galsteen de nauwste plaats van de galbuis voorbij en is hij in den darm gekomen, dan houden de verschijnselen even plotseling op als zij waren begonnen en gevoelt de lijder zich weer spoedig geheel beter. Omtrent het terugkeeren van een nieuwen aanval valt niets te zeggen; soms keert deze na korten tijd weer op, soms eerst na jaren of in het geheel niet meer. Na een aanval vindt men meestentijds een of meer g. in de ontlasting. — Wanneer een g. langeren tijd beklemd blijft zitten, treden andere verschijnselen op. Zit de steen in de afvoerbuis van de galblaas, dan kan de gal regelmatig naar den darm afvloeien.

In de galblaas zal zich dan de slijm ophoopen, die door de kliertjes in den wand daarvan wordt afgescheiden en de galblaas zal sterk opzwellen. Zit de steen in de buis beklemd, die naar den darm voert, dan zal de gal niet of slechts gedeeltelijk kunnen afvloeien; zij hoopt zich dan in de galblaas en de lever op, wordt in het bloed opgenomen en dringt hiermede in de weefsels van het lichaam door. De huid verkrijgt daarbij een gele kleur. (Zie GEELZUCHT). De lever en de galblaas zetten daarbij op. Een dergelijke toestand kan, nu en dan door verheffingen van de verschijnselen onderbroken, jarenlang voortbestaan. Gevaar leveren vooral de secundaire ontstekingen op, die er bij kunnen optreden. Op elke plaats, waar een galsteen zit, kan zulk een ontsteking ontstaan, die tot vergroeiing, doorbraak, enz. van galblaas of galbuis kan leiden met alle gevolgen, die, afhankelijk van de plaats van doorbraak (huid, darm, buikholte) zulk een proces met zich kan brengen. De herkenning van de aanwezigheid van g. geschiedt wel in hoofdzaak door de bovengenoemde kolieken.

De behandeling van g. bestaat eenerzijds in het bestrijden van de verschijnselen, die de inklemming veroorzaken, andererzijds in pogingen, de g. of de galsteenvorming weg te nemen. Gedurende den aanval verdient de toediening van opium of morphine de meeste aanbeveling. Niet alleen worden hierdoor de pijnen verzacht, doch tevens zal door verslapping van den spierwand van de galbuis de doorschuiving van den g. naar den darm vergemakkelijkt worden. Daarnevens bewijzen warme doeken op de leverstreek, een enkele maal daarentegen een ijsblaas, goede diensten. Tegen overmatig braken helpen ijspillen, selterswater; terwijl bij dreigende onmacht of collaps prikkelende middelen als sterke koffie, champagne moeten toegediend worden.

Is de aanval voorbij, dan moeten door ruime ontlasting de in den darm gekomen steenon verwijderd worden. Tot het tegengaan van nieuwe g.-vorming bestaan verschillende medicamenteuze behandelingen. Ruime toediening van olijfolie, minerale wateren van of een kuur in Karlsbad, Kissingen, Neuenahr, Vichy, Homburg, Ems zijn, naast eene nauwkeurige regeling van het dieet de bekendste middelen. Naast de behandeling met geneesmiddelen staat de heelkundige behandeling, die, vooral bij hardnekkige gevallen, goede gevolgen kan hebben. Deze behandeling bestaat in opening, verbinding met den darm of in wegneming van de galblaas.

< >