Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gainsborough (thomas)

betekenis & definitie

Gainsborough (Thomas), Engelsch landschap- en portretschilder, geb. 1727 in Sudbury (Suffolk), gest. 1788 te Londen. G. was bovenal portretschilder, al heeft hij tevens heel wat landschappen geschilderd. Zijn portretten leiden tot een vergelijking met het werk van zijn meer officieel gesanctionneerden tijdgenoot Joshua Reynolds. Tegenover den laatste is G. de schilder van het meer intieme leven.

De groote pose en het pathos van Reynolds, die zich door de wisselende keuze van zijn voorbeelden (Rembrandt, van Dijck, Rubens) een merkwaardig eclecticus betoonde, bezit G. niet. Dit komt het sterkst uit, waar G. dezelfde menschen schilderde als Reynolds, bv. de groote tooneelspeelster Sarah Siddons. G. heeft ook een geheel ander leven gehad dan Reynolds. Hij trouwde reeds op zijn 19e jaar, woonde eerst te Ipswich, om dan des zomers gewoonlijk eenigen tijd op de modebadplaats Bath door te brengen, waar hij onder de badgasten afnemers voor zijn werk vond. Langen tijd zond hij uit Ipswich zijn werk op de tentoonstellingen der Royal Academy te Londen in. Later vestigde hij zich eerst metterwoon te Londen. G. heeft zich niet, zooals Reynolds, met theoretische en kunsthistorische studie bezig gehouden. Hij is schilder zonder meer en hij werkte aanmerkelijk langzamer dan zijn collega.

Daardoor is hij ook nooit zoozeer als Reynolds tot een bepaalde dikwijls leege manier gekomen. Ieder werk geeft hem weer nieuwe moeilijkheden. Zijn vrijen tijd wijdde hij bijna geheel aan de beoefening der muziek. Voor de karakterkoppen van groote denkers, kunstenaars, staatslieden heeft hij niet dien diepgaanden psychologischen blik, die Reynolds in zijn beste werk kenmerkt. Hij is daarentegen steeds een elegante schilder van dames uit de groote wereld gebleven. Er is iets van den echten rococo-artiest in hem, die met kleur en pose wist te flatteeren en wiens werkwijze bij de aristocratie zeer in den smaak viel. Van zijn portretten zijn vooral te noemen de zg. „Blue Boy”, de beeltenissen van zijn dochters en den tooneelspeler David Garrick en van Mrs Sheridan en Mrs Tickel, de familie Baillue.

Van de oudere Nederlandsche schilders heeft vooral A. van Dijck op hem ingewerkt. Als landschapsschilder heeft G. het oude recept der Nederlanders tot zekere hoogte weten te doortrekken met de gegevens der Fransche landschapsschilders van de 18e eeuw. Nieuwe openbaringen heeft hij op dit gebied niet gebracht. Algemeene Litt.: Woltmann und Woermann, Gesch. d. Malerei; R. Muther, Gesch. d. Engl. Malerei; monographieën van Fulcher (1856). Armstrong (1899), Mrs Bell (1897) en Paoli (1904).

< >