Fransch duitsche oorlog - (17 Juli 1870 — 21 Mei 1871), werd gevoerd door Frankrijk tegen Pruisen, dat den steun had van de overige Duitsche staten. Oorzaak was de ontevredenheid van een sterke partij in Frankrijk onder leiding van Thiers èn Drouyn Lhuys over de machtsuitbreiding van Pruisen na den oorlog van 1866 (zie PRUISISCH-OOSTENRIJKSCHE OORLOG). De politiek van deze partij, die de leiding van ’t bestuur in handen kreeg, werd gesteund door den Oost. min. v. Beust, die revanche wilde nemen voor de nederlagen van 1866 en daartoe aanstuurde op een triple alliantie tusschen Oostenrijk, Frankrijk en Italië. Toenadering tusschen Frankrijk en Oostenrijk kwam tot stand op de samenkomst van Napoleon III en Frans Jozef te Salzburg (19 Aug. 1867).
Voor een deelname aan een oorlog tegen Pruisen stelde Oostenrijk echter als noodzakelijk te vervullen voor waarde, dat ook Italië mee zou doen, waartoe v. Beust aan de Fransche regeering den raad gaf Rome niet langer te beschermen. In ’t voorjaar van 1870 verklaarde de Oost. regeering in 1871 gereed te kunnen zijn. Bismarck, die van ’t drijven der Fransche en Oost. reg. op de hoogte was, begreep, dat ’t noodzakelijk was den oorlog zoo snel mogelijk te doen uitbreken, te meer, daar hij de ZuidStaten ’t particularisme weer sterker werd en in Pruisen een oppositie ontstond tegen de oorlogsbegrooting. De onhandigheid der Fransche diplomatie gaf hem de gelegenheid den oorlog te provoeeeren. In Sept. 1868 was in Spanje koningin Isabella van den troon gejaagd en vormde zich daar een partij onder leiding van Prim, die den troon wilde aanbieden aan Leopold van Hohenzollern-Sigmaringen. In Maart 1870 worden daartoe onderhandelingen aangeknoopt met Anton, den vader van Leopold, die zijn toestemming daarop geeft. Bismarck wilde in de candidatuur niets anders zien dan een familie-aangelegenheid van ’t huis Hohenzollern, hetgeen hij ook te kennen gaf aan den Franschen gezant Benedetti. Desondanks behandelde de Fransche regeering de candidatuur geheel en al als een Pruisische regeeringszaak en richtte zij ook in dien geest vertogen tot Wilhelm I om van hem de belofte te vragen, de cand. van Leopold noch nu noch in de toekomst te steunen.
Den 12en Juli geeft Leopold te kennen, dat hij bedankt voor den troon van Spanje, en den volgenden dag dringt Benedetti namens zijn regeering te Ems bij Wilhelm I aan op aflegging van de belofte, waarop deze te kennen geeft niet verder te kunnen gaan dan de daad van Leopold goed te keuren. Van de toedracht van deze gebeurtenis te Ems geeft Bismarck in ’t kort een mededeeling, welke bestemd was op de Franschen prikkelend te werken (de zgn. Emser depeche, 13 Juli). Bismarck bleek goed gezien te hebben. Frankrijk raakt in opwinding en den 17en Juli verklaart het den oorlog aan Pruisen. Het Fransche leger was, nadat de pogingen van Niel tot reorganisatie mislukt waren, in slechten toestand, terwijl daarentegen ’t Pruisische leger, dat versterkt werd door contingenten van de andere Duitsche Staten, in goeden staat verkeerde. Steun van buiten kreeg Frankrijk niet. In Oostenrijk-Hongarije dreef de Hongaar Andrassy de neutraliteit door; door zijn Romeinsche politiek verbeurde Frankrijk de hulp van Italië.
Groot-Brittannië, dat vreesde voor een machtsvergrooting van Frankrijk, verklaarde neutraal te zullen blijven (19 Juli). Van Ruslands neutraliteit kon Bismarck verzekerd zijn (zie PRUISEN). Snel rukten de Pruisische legers onder leiding van Moltke en Rhoon op. Bij Weiszenburg en Wörth werden de Franschen verslagen, waarop deze terug moesten trekken achter de Vogezen. Na nederlagen geleden te hebben bij Vionville en Mars la Tour (14 Aug.) werd een Fransch leger onder Bazaine ingesloten bij Metz. Een opmarsch van een Fransche troepenmacht onder Mac Mahon eindigt met een nederlaag bij Sedan (2 Sept.), waar ’t geheele leger met Napoleon in gevangenschap geraakt. Het gevolg hiervan is, dat Napoleon en zijn geslacht vervallen worden verklaard van den troon en de weg naar Parijs open ligt voor de Duitschers. Den 19en Sept. wordt deze stad door de Duitschers ingesloten.
Het voorl. bewind in Frankrijk, waarvan Gambetta de ziel is, organiseert van Bordeaux uit den tegenstand. Onophoudelijk worden de verbindingslijnen van de Duitsche troepen om Parijs bedreigd, totdat na de capitulatie van Metz op 27 Oct. (zie BAZAINE) Duitschers vrijkomen, en ’t beleg kans van slagen krijgt. Den 18en Jan. ’71 werd Wilhelm I tot Duitsch keizer uitgeroepen. Uitgaande van de stelling, dat Parijs identiek was met Frankrijk, besluiten de Franschen, nadat na de nederlagen bij St. Quentin, Mans en Héricourt (11—19 Jan. ’71) Parijs onhoudbaar was, vrede te vragen aan Duitschland. Den 28en Jan. wordt te Versailles een wapenstilstand gesloten, waarbij bepaald wordt, dat de forten om Parijs bezet zullen worden door de Duitschers en verkiezingen voor een Nat. Verg. zullen worden uitgeschreven. Den 12e Febr. komt deze bijeen te Bordeaux, waarop onderhandelingen over een voorloopigen vrede geopend worden te Versailles, die den 22 Febr. geteekend worden, waarbij Frankrijk afstaat de departementen Haut-Rhin en Bas-Rhin en deelen van de dep.
Moselle (met Metz), Meurthe en Vosges, en betalen moet 5 milliard frs. oorlogsschatting. Zoolang deze schuld niet voldaan was, zouden de Duitschers bezetten de dep. Marne, Ardennen, Haut-Marne, Vosges, Meuse en Meurthe. Den 21en Mei 1871 wordt daarop het vredestractaat te Frankfort geratificeerd. — Litt.: (zie ook FRANKRIJK, DUITSCHLAND en PRUISEN). H. Delbrück, Ursprung des Krieges von 1870 (Preusz. Jahrb. 70); W. Busch, Die Kampfe von Reichsverfassung und Kaisertum (Tüb. 1906); H. v. Moltke, Gesch. des Deutsch-Franz. Krieges (Berl. 1891); La guerre de 1870/1871 (Paris 1901—5); P. Lehautcourt, Hist. de la guerre de 1870/1871 (Paris 1901—1905); A. Sorel, Hist. dipl. de la guerre franco-allemande.