Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bazaine

betekenis & definitie

Bazaine (François Achille), maarschalk van Frankrijk, geb. 13 Februari 1811 te Versailles, trad in 1831 als vrijwilliger in het Fr. leger, ging in 1832 als onderofficier naar Algerië, werd in 1835 luitenant, nam in 1837 en ’38 in het vreemdenlegioen deel aan de veldtochten tegen de Carlisten in Spanje, keerde in 1839 als kapitein naar Algerië terug, maakte de expeditiën naar Miliana, Kabylië en Marokko mede, werd in 1848 luit.-kolonel en in 1850 kolonel, commandant van het 1e reg. van het vreemdenlegioen. In 1854 werd hij benoemd tot brigade-generaal en kreeg in het begin van den Krim-oorlog het commando over eene uit het vreemdenlegioen gevormde inf.-brigade. Hij onderscheidde zich voor Sebastopol en werd na de inneming daarvan als divisie-generaal commandant van deze stad. In October 1855 commandeerde hij de expeditie naar Kinburn. Na de terugkeer van het Fr. leger naar Frankrijk werd hij, ter vervanging van maarschalk Forey, 1 Oct. 1863 benoemd tot opperbevelh. van het Fr. bezettingsleger in Mexico. Als zoodanig ontving hij 28 Mei 1864 keizer Maximiliaan I in Vera-Cruz en werd 5 Sept. 1864 benoemd tot maarschalk. Na de ontruiming van Mexico door het Fr. bezettingsleger (Febr. en Maart 1867) keerde hij op 13 Maart van Vera-Cruz naar Frankrijk terug. Tegenover keizer Maximiliaan heeft hij een dubbelzinnige rol gespeeld. Belust op uitbreiding van eigen macht, knoopte hij geheime onderhandelingen aan met de opstandelingen, wist den keizer bij de Mexic. patriotten verdacht te maken en bracht daardoor veel bij tot de catastrophe, welke keizer Maximiliaan 19 Juni 1867 den troon en het leven kostte. Hoewel hij na zijn terugkeer zeer koel door keizer Napoleon werd ontvangen, werd hij niettemin benoemd tot commandant van het 3e Armeekorps en in 1869 aan het hoofd van de keizerl. garde gesteld. Bij het uitbreken van den Fr.-D. oorlog werd hij als commandant van het 3e Armeekorps tevens belast met het bevel over het uit het 2e, 3e en 4e Armeekorps bestaande, linkervleugel-leger van het Fr. Rijnleger onder keizer Napoleon. Nadat 6 Augustus het 2e Armeekorps van den generaal Frossard, zonder eenige hulp van de overige korpsen van B. te ontvangen, bij Spicheren geslagen was en ook het leger van den rechtervleugel onder Mac-Mahon bij Wörth de nederlaag had geleden, werd B. in wien men den redder des vaderlands zag, tot opperbevelh. van het Rijnleger benoemd, met opdracht om naar Verdun terug te gaan, om zich later bij Châlons met Mac-Mahon te vereenigen. B. was echter niet tegen de hem opgedragen taak opgewassen. Terwijl Mac-Mahon op Châlons terugtrok, bleef het hoofd-leger onder B., die van alle kanten beïnvloed werd, besluiteloos treuzelen bij Metz en werd aldaar door de Duitschers aangevallen (slagen bij Colombey-Nouilly op 14 Aug. bij Vionville-Mars la Tour op 16 Aug. en bij Gravelotte-St. Privat op 18 Aug.) en binnen de vesting Metz geworpen. Volgens de berichten, welke B. inzond, was hij slechts op Metz teruggegaan om zijn leger weder operatievaardig te maken en was het zijn voornemen, in de eerstvolgende dagen naar het Noorden door te breken. Dientengevolge werd het leger van Mac-Mahon van Châlons in de richting van Montmédy gedirigeerd, doch 1 Sept. door de Duitschers bij Sedan verslagen. Inmiddels was Metz door het leger van prins Friedrich Karl ingesloten en duurde het tot 31 Aug. voor B. eene ernstige poging ondernam om door te breken (slag bij Noisseville op 31 Aug. en 1 Sept.), welke poging echter niet gelukte. Nadien werden door B. geene pogingen tot doorbreking van de Duitsche insluitingslinie meer gedaan en moest hij zich, door den honger gedwongen, 27 Oct. met zijn geheele leger, sterk 173.000 man, aan den vijand overgeven. Tijdens den verderen duur van den oorlog werd hij in Cassel geïnterneerd en keerde na het sluiten van den vrede naar Frankr. terug. Wegens de capitulatie van Metz door de openbare meening van verraad beticht, werd B. in het voorjaar van 1872 gevangengenomen en in Dec. 1873 door een krijgsraad ter dood veroordeeld. Deze straf werd echter door den pres. der republ. Mac-Mahon, zijn vroegeren wapenbroeder, onder handhaving van de veroordeeling tot degradatie, in 20 jaar vestingstraf veranderd. B. werd naar een fort op het eiland Ste. Marguerite bij Cannes gebracht, doch het gelukte hem, in den nacht van 9 op 10 Aug. 1874 te ontvluchten. Hij trok zich met zijne familie naar België terug en ging daarna naar Madrid, waar hij 23 Sept. 1888 overleed. — B. was een dapper soldaat en een goed aanvoerder; hij was echter geen veldheer. De fouten, welke door hem bij de leiding van het Fr. leger vóór de insluiting van Metz werden gemaakt, kunnen hem niet als verraad worden aangerekend; zij waren het gevolg van het feit, dat men door zijne vroegere triumphen meer in hem zag dan hij waard was, zoodat hiervoor de verantwoordelijkheid viel op degenen, die hem in eene positie wenschten en brachten, waarin hij niet op zijn plaats was. Volkomen werd echter zijne veroordeeling als verrader gerechtvaardigd door zijne slappe houding en werkeloosheid tijdens het beleg van Metz, welke waarschijnlijk verband hielden met de onderhandelingen, welke hij — in plaats van zich met zijne eigen regeering in verbinding te stellen — met prins Fr. K. en de Pruis. regeering voerde. Deze onderhandelingen, waarvan B. vrijen aftocht voor het garnizoen verwachtte en waarbij hij de stille hoop koesterde, zelf aan het hoofd van de Fr. regeering te komen, hadden slechts tot gevolg, dat de vijand belangrijke gegevens omtrent het uithoudingsvermogen der vesting te weten kwam.

< >