Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-12-2018

Fouillês

betekenis & definitie

Fouillês - (Alfred), Fransch wijsgeer, 1838 —1912, eerst docent in de fil. aan de Ecole norm.sup., medewerker aan de Revue phil. en de Revue des deux Mondes, sedert 1879 levendete Mentone, tracht Plato’s Ideëenleer met hetEngelsche Evolutionisme te verbinden en teverzoenen. In plaats van Descartes’ „cogito,ergo sum” komt de stelling „ik denk, dus wordik”. De gedachte der vrijheid heelt kracht. Wiede vrijheid denkt en wenscht, is feitelijk vrij.

Deidealen (gerechtigheid, volkomenheid, men-schelijkheid) zijn geen aetherische fantasie-beelden, maar doen zich als „idées-forces” inde werkelijkheid gelden. De Idee is het bewust-zijn der werkelijkheid zelf, het werkzame be-standdeel van elke, zoowel psychische als fysi-sche, evolutie. Zij verwerkelijkt zich doordat zijgedacht wordt. De mechanische evolutie ver-onderstelt een innerlijke ev., zij is de uiterlijkevorm van een begeering, een streven, dat hetwezen is van het innerlijke bestaan (Psych.Monisme). Het heelal is een geheel van strevende,geestelijke krachten, wier diepste grond deGodheid is. Hoofdwerken: La phil. de Platon(2e éd. 1883); La liberté et Ie déterminisme (5e éd.1901); La science sociale contemporaine (2e éd.1885); L'érolutionisme des idées-forces (1890);La psychologie des idées-forces (2e éd. 1896); Lemouvement idéaliste et la réaction contre la sciencepositive (2e éd. 1904); Psych. du peuple français; Esquisse psych. des peuples europ. (3e éd.1903); Tempéraments et Caractères (1895);Morale des id. f. (1908); Le socialisme et lasociologie réformiste (1909). — Over hem:Pawlicki, F’.s Neue Theoiie der Id. Kräfte(1893); Pasmanik, F.’s psychischer Monismus

< >