Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Flinck

betekenis & definitie

Flinck - (Govert), Ned. schilder, geb. in 1615 te Kleef, overl. in 1660 te Amsterdam, kwam éérst korten tijd — hij was toen 14 of 15 jaar — in de leer bij den schilder Lambert Jacobsz te Leeuwarden, later bij Rembrandt — waarschijnlijk 1632—1635 — tot wiens meest bekende en hoogst geëerde leerlingen hij behoorde. Niet alleen werden hem drie schutterstukken (nu in het Rijksmuseum) opgedragen, maar ook een belangrijk deel van de decoratie van het stadhuis, daarna paleis, op den Dam. Twee stukken („Marcus Curius Dentatus wijst de geschenken der Samnieten af” en „Salomo, God om wijsheid biddend”) bevinden zich nog daar, aan de uitvoering der andere kwam hij niet toe. Verder maakte F. portretten van vele bekende Amsterdammers (o.a. van Vondel in het Rijksmuseum) en vorsten (o. a. Amalia van Solms, terzelfder plaatse). — De ontwikkeling van F.’s kunst is vrij goed te vervolgen, daar gedateerde schilderijen uit alle jaren van 1636 tot 1659 (behalve 1652) bewaard zijn.

Eerst staat hij geheel onder invloed van Rembrandt (zie o.a. „lzaak zegent Jakob” in het Rijksmuseum), maar later maakt hij zich vooral in zijn portretten (op de schutterstukken b.v.) daarvan onafhankelijk en volgt meer Van der Helst na zonder dezen te kunnen overtreffen. Zelfstandige scheppingsgeest bezat F. dus eigenlijk niet. — Litteratuur: C, Hofstede de Groot in Thieme-Becker’s Allg. Lexik. d. bild. Künstler XII.

< >