Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Fistel

betekenis & definitie

Fistel - fistula, een abnormale, kanaalvormige verbinding tusschen eenig orgaan en de oppervlakte van de huid of een slijmvlies. Men benoemt de f. naar den aard van de stof, die er door heen komt, b.v. een speeksel-, melkf.; of naar het orgaan, waarvan de f. uitgaat, zooals een maag-, darm-, gal-, blaas-, hals-f. Een f. kan kunstmatig door den chirurg zijn gemaakt, om b.v. den toegang tot de maag te verkrijgen bij vernauwing van den slokdarm, of door den physioloog om de producten van bepaalde klieren te verzamelen; of de f. kan van ziekelijken aard zijn en ontstaan door etterige processen, door druk, verwonding, ontwikkelingsafwijkingen, enz. Een f. is z. g. compleet, als zij twee openingen heeft, b.v. in de maag en op de huid; incompleet, als zij slechts ééne opening heeft, b.v. als een diep gelegen zweer door een lang kanaal op de huid mondt.

< >