Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Fiops I

betekenis & definitie

Fiops I - dikwijls „Pepi I” genoemd, een zeer belangrijke Egypt. koning, uit ’t begin der 6de dynastie; regeerde minstens 25 jaar (vlgs. de gewone tijdrekening ± 2500 v. Chr., missch. echter ± 3000, zie EGYPTE). Zijn bijnaam was Meri-Rê = „geliefd door Rê” (zonnegod). Deze hoofdgod der 5de dyn. bleef ook onder de 6de dyn. de hoogste god; in ’t algemeen bleven onder F. de oude tradities bestaan: rondom het koningsgraf (pyramide) krijgen de hofbeambten hun graven, de koning regelt den kultus en de rechtspraak. Maar toch komt iets nieuws tot stand onder F. en zijn opvolgers: de adel, hoewel nog in toom gehouden door de kroon, is onafhankelijker geworden.

Onder de 3de—5de dyn. waren Egypte’s aanzienlijken eigl. beambten des konings, de macht was streng gecentraliseerd, de koning was ’t middelpunt v. d. staat; maar onder F. (’t begon reeds tijdens ’t einde der 5de dyn.) was Egypte geheel een feodale staat geworden, met tamelijk zelfstandige districtsvorsten, die hoogere titels droegen dan voorheen („graaf, vorst”), wier waardigheid erfelijk was geworden, en die zich niet meer bij de koninklijke pyramide lieten begraven zooals de hovelingen uit Memfis, maar in „hun eigen stad” in Z.-Egypte. Die vrije gouwvorsten (nomarchen) voelden hun eigenwaarde: van nu aan lieten zij op de muren hunner graftomben uitvoerige levensbeschrijvingen van zichzelf beitelen, waarin zij wel den koning prezen, maar ook grooten nadruk legden op hun geboorteadel en op hun voortreffelijke daden. De centrale rijksmacht nam in dezen tijd ook sterk af door de vermindering van geldelijke inkomsten, terwijl het vermogen en de voorrechten der tempels en der priesters aangroeiden (er bestaat nog e. beroemd privilege van F., geschonken aan de bewoners van Snofroe’s pyramidestad, in Dahsjoer). In Z.-Egypte werd ’t hoogste gezag uitgeoefend door den „goeverneur v. h. Z.”; onder F. en zijn opvolgers was met dit ambt bekleed e. gunsteling des konings Oeni (Weni), wiens belangrijke biografie een hoofdbron is voor de staatkundige en maatschappelijke geschiedenis. F. heeft tempels gebouwd of gerestaureerd in Tanis, Boebastis, Abydos; in Dendera heeft hij een nieuwen tempel gebouwd naar een overoud model v.e. vóór-dynastisch heiligdom, dat op diezelfde plek stond. Onder vroegere koningen werd de residentie vaak verlegd; sinds F. bleef de residentie bij het tegenwoordige Sakkara. Zij heette „De witte Muur” (oorspr. was dit de naam v. d. tempel met burcht, die de kiem v. d. stad hadden gevormd). In de nabijheid bouwde F. zijn pyramide, welke den naam Memfis (Egypt. men nofre = „schoone rustplaats”) kreeg; weldra werd deze naam op de residentiestad overgebracht, terwijl de oude stadsnaam „De w. M.” als archaïstische aanduiding bleef voortbestaan. — Tegenover het buitenland trad F. zeer krachtig op.

De sfeer v. Egypt. invloed werd tot aan de 2de katarakt, in Nubië, uitgebreid; expedities drongen herhaaldelijk nog veel dieper in Afrika door. Allerlei bijzonderheden over die merkwaardige tochten kennen wij uit de grafopschriften van de heeren van Elefantine (zie HERCHOEF). De onderworpen negerstammen in Nubië leverden goed materiaal voor Egypt. hulptroepen; weldra werd een geregeld gendarme-corps, voor politie in heel Eg., uit hen gerecruteerd. Ook aan de toestanden in Azië schonk F. alle aandacht. De plundertochten der Bedoeïenen naar de Delta of naar de mijnen op ’t Sinaï-schiereiland werden afgeslagen.

De scheepvaart op Gebál en op Poent, het Z. deel v. d. Roode Zee, werd voortgezet. Een belangrijken oorlog had hij te voeren in Z.-Syrië en Kanaän: Semiet. nomadenstammen overstroomden daar ’t kultuurland (vgl. in later tijd de Bedoeïenen-invallen der Hebreën, zie ook EL-AMARNA-TIJD) en bedreigden Egypte’s grensgebied. Die lange oorlog, onder leiding van Oeni gevoerd, hield verband met ’t opdringen van de Amorieten in Z.-Syrië. De wrijving duurde voor onder F.’s opvolgers.

< >