Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Feticisme

betekenis & definitie

Feticisme - is een der minst omlijnde begrippen uit de godsdienstgeschiedenis. Ieder verstaat er wat anders onder: zoo is het f. beurtelings in verband gebracht met natuurvereering, vooroudervereering, animisme, praeanimisme, amulettenwezen, talismans, mana, e. d. Langen tijd werd door velen het f. gehouden voor den laagsten trap van religie, of ook voor een doorgangsstadium in de religieuze ontwikkeling der menschheid. In werkelijkheid is f. niet anders dan een naam, door Europeesche geleerden uitgedacht ter aanduiding van zekere gebruiken en voorstellingen der inboorlingen van West-Afrika. De in West-Afrika wonende Portugeezen merkten op, dat de negers groote vereering koesterden voor zekere voorwerpen: boomen, steenen, klauwen van wilde dieren, stokken, beelden, enz., en dat zij van deze voorwerpen hulp verwachtten of bescherming.

De Portugeezen noemden derhalve zulke voorwerpen feitico, d. i.: toovermiddel, een woord, dat samenhangt met het Lat. factitius, dat zoowel beteekent: toovermiddel als: kunstmatig vervaardigd. Van dit Portug. woord feitico vormde de Fransche jurist C. de Brosses (Du culte des dieux fétiches, 1760) het woord f. ter aanduiding van den kultus van materieele dingen, begaafd met goddelijke kracht, zoodat ook amuletten en talismans er bij behooren, maar b. v. zon en maan niet. Van toen af begon de verwarring in het spraakgebruik.

1). Sommigen wilden, uitgaande van „factitius” als „kunstmatig vervaardigd”, den naam f. beperken tot den kultus van die objekten, die „gemaakt worden”, en die aan dat „maken” hun magische kracht ontleenen, anderen willen juist omgekeerd in dat geval niet van f. spreken, maar van idool, en den naam fetis beperken tot den kultus van onbewerkte natuurvoorwerpen: steenen, tanden, beenderen, klauwen, stukken hout, enz. Maar het onderscheid in spraakgebruik gaat nog verder.
2) Somm. (Spencer) willen bij f. in elk geval denken aan een in het voorwerp wonende geest of ziel; anderen willen juist daar ophouden van f. te spreken, waar het materieele voorwerp zelf van den daarin wonenden geest wordt onderscheiden.
3) Somm. zien in het f. een vereering van den fetis, het f. is dan een soort kultus; anderen onderscheiden juist tusschen kultus (die tot religie behoort) en f., dat magie is.

De term f. is dus erger dan dubbelzinnig; toch achten de meesten dien term „te goed bruikbaar om er afstand van te doen” (Drissaud). De naam f. is dus een verzamelwoord, waarvan de inhoud niet vaststaat, een etiket om onze onwetendheid mee te beplakken. Dergelijke komplexe benamingen belemmeren het analytisch-kritisch onderzoek der feiten, en worden hoe eer hoe beter van het terrein der godsdienstwetenschap verbannen. — In de geneesk. is f. de naam voor opwekking van de geslachtsdrift door kleedingstukken, een schoen, enkele lichaamsdeelen, zooals een voet e. d. van eene beminde persoon, zie EFFEMINATIE.

< >