Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Falck (anton reinhard)

betekenis & definitie

Falck (anton reinhard) - geb. 1777 te Utrecht, gest. 1843 te Brussel. Opgevoed te Amsterdam, promoveerde hij in 1799 te Leiden in de rechten. Duitsche en Fransche invloeden vormden zijn persoonlijkheid; hij bestudeerde met ijver de Philosophie van Kant; vertoefde, nog in zijn studententijd, enkele maanden te Parijs, waar hij de gebeurtenissen van nabij gadesloeg. In 1801 werd hij tot lid van het stadsbestuur van Amsterdam benoemd; een jaar later trad hij in diplomatieken dienst als gezantschapssecretaris te Madrid; in 1806 naar het vaderland teruggekeerd, werd hij afdeelingschef aan het departement van Buitenlandsche zaken, en vervolgens secretaris-generaal van het ministerie van Marine en Koloniën. Toen in 1810 zoo velen den gunst van den nieuwen heerscher zochten, was F. een der weinigen, die weigerde eenig ambt van den vreemdeling te aanvaarden; hij vestigde zich te Amsterdam als advocaat; deed in 1811 en 1812 reizen naar Zuid-Duitschland en Zweden.

In 1813 was hij weder te Amsterdam, waar hij in de Novemberdagen zijn rol speelde. Hij was toen kapitein bij de nationale garde (= schutterij), bij welke hij zijn invloed ten goede aanwendde. Toen 15 Nov. het volksoproer losbrak en de douanehuisjes in brand werden gestoken, zag de garde lijdelijk toe; uitspatting en plundering van het gemeen wist zij echter te verhinderen. Mede door invloed van Falck trad toen een voorloopig bestuur op, dat echter niet verder durfde gaan dan een „systema van onzijdigheid” en in rust-bewaren en afwachten de hoogste wijsheid zag. Falck mocht zijn ergernis verbijten. Gelukkig dat Van Hogendorp in den Haag een zekerder geluid hooren deed. Met hem trad F. al spoedig in verbinding. Toen de Prins van Oranje 30 Nov. te ’s-Gravenhage aankwam, was F. aldaar om hem te ontmoeten; de vorst benoemde hem tot algemeen secretaris, later tot secretaris van staat.

In 1818 werd F. minister van Onderwijs, Nijverheid en Koloniën. Zijn werkzaamheden aan het departement brak hij af met een buitengewone diplomatieke missie, in 1819 en 1820 naar Weenen en in 1823 naar Londen, waar moeilijkheden gerezen waren in verband met de teruggave der O.-Indische koloniën. Van 1824 tot 1832 was hij ambassadeur aan het Engelsche Hof, de laatste jaren in onmin met zijn koning, wiens inzichten in de Belgische aangelegenheden hij niet deelde. Na 1832 woonde hij ambteloos te ’s-Gravenhage. Van 1839 tot aan zijn dood in 1843 bekleedde hij de delicate post van Nederlandsch gezant te Brussel. Falck was een man van ruime belangstelling; op het gebied der wijsbegeerte en der litteratuur geen vreemdeling.

In zijn jeugd had hij reeds medegewerkt aan het Magazijn voor de critische wijsbegeerte van Van Hemert; en in het spectatoriaal geschrift De Arke Noachs (1799-1800), dat geredigeerd werd in Kantiaanschen geest, schreef hij, onder pseudoniem Welmoed, een groot aantal artikelen. Verder plaatste hij verhandelingen in de Werken van het Kon. Ned. Instituut. Zijn Brieven en zijn Ambtsbrieven werden uitgegeven door O. W. Hora Siccama; in de Rijks Geschiedkundige Publicatiën bezorgde Dr. H. T. Colenbrander een uitgave zijner Gedenkschriften.

< >