Falck - (Anton Reinhard), geb. 1777 te Utrecht,gest. 1843 te Brussel. Opgevoed te Amsterdam,promoveerde hij in 1799 te Leiden in de rechten.Duitsche en Fransche invloeden vormden zijnpersoonlijkheid; hij bestudeerde met ijver dePhilosophie van Kant; vertoefde, nog in zijnstudententijd, enkele maanden te Parijs, waarhij de gebeurtenissen van nabij gadesloeg. In1801 werd hij tot lid van het stadsbestuurvan Amsterdam benoemd; een jaar latertrad hi] in diplomatieken dienst als gezant-schapssecretaris te Madrid; in 1806 naar hetvaderland teruggekeerd, werd hij afdeelings-chef aan het departement van Buitenlandschezaken, en vervolgens secretaris-generaal van hetministerie van Marine en Koloniën. Toen in 1810zoo velen den gunst van den nieuwen heerscherzochten, was F. een der weinigen, die weigerdeeenig ambt van den vreemdeling te aanvaarden;hij vestigde zich te Amsterdam als advocaat;deed in 1811 en 1812 leizen naar Zuid-Duitsch-land en Zweden.
In 1813 was hij weder te Am-sterdam, waar hij in de Novemberdagen zijn rolspeelde. Hij was toen kapitein bij de nationalegarde (= schutterij), bij welke hij zijn invloedten goede aanwendde. Toen 15 Nov. het volksop-roer losbrak en de douanehuisjes in brandwerden gestoken, zag de garde lijdelijk toe; uit-spatting en plundering van het gemeen wist zijechter te verhinderen. Mede door invloed vanFalck trad toen een voorloopig bestuur op, datechter niet verder durfde gaan dan een „systemavan onzijdigheid” en in rust-bewaren en afwach-ten de hoogste wijsheid zag. Falck mocht zijnergernis verbijten. Gelukkig dat Van Hogendorpin den Haag een zekerder geluid hooren deed.Met hem trad F. al spoedig in verbinding. Toende Prins van Oranje 30 Nov. te ’s-Gravenhageaankwam, was F. aldaar om hem te ontmoeten;de vorst benoemde hem tot algemeen secretaris,later tot secretaris van staat. In 1818 werd F.minister van Onderwijs, Nijverheid en Koloniën.Zijn werkzaamheden aan het departement brakhij af met een buitengewone diplomatieke missie, in 1819 en 1820 naar Weenen en in 1823 naarLonden, waar moeilijkheden gerezen waren inverband met de teruggave der O.-Indische kolo-niën.
Van 1824 tot 1832 was hij ambassadeuraan het Engelsche Hof, de laatste jaren in onminmet zijn koning, wiens inzichten in de Belgischeaangelegenheden hij niet deelde. Na 1832 woondehij ambteloos te ’s-Grav'enhage. Van 1839 tot aanzijn dood in 1843 bekleedde hij de delicate postvan Nederlandsch gezant te Brussel. Falck waseen man van ruime belangstelling; op het gebiedder wijsbegeerte en der litteratuur geen vreem-deling. In zijn jeugd had hij reeds medegewerktaan het Magazijn voor de critische wijsbegeertevan Van Hemert; en in het spectatoriaal ge-schrift De Arïce Noachs (1799—1800), dat ge-redigeerd werd in Kantiaanschen geest, schreefhij, onder pseudoniem Welmoed, een grootaantal artikelen. Verder plaatste hij verhande-lingen in de Werken van het Kon. Ned. Instituut.Zijn Brieven en zijn Ambtsbrieven werden uitge-geven door O. W. Hora Siccama; in de Rijksi Geschiedkundige Publicatiën bezorgde Dr. H. T.Colenbrander een uitgave zijner Gedenkschriften.