Ewald (johannes) - Deensch dichter, geb. 1743 te Kopenhagen, gest. 1781 te Kopenh. E. nam op 15-jarigen leeftijd in het Pruisische, later in het Oostenrijksche leger dienst, opdat hij zich zoo spoedig mogelijk roem zou verwerven, om Arendse Hulegaard te kunnen trouwen. 1760 kwam hij in Kopenh. terug en studeerde nu theologie, maar dat gaf hij op toen Arendse een ander huwde. Daarna werkte hij bijna uitsluitend als litterator.
E., naast Holberg de hoofdfiguur uit het gouden tijdperk der Deensche letterkunde, trachtte de Deensche litteratuur te hervormen en te verlossen van stijve rhetorica; hij was de eerste, die zijn stof in de oude Skandinavische mythologie zocht. Zijn voornaamste werken zijn: Lykkens Tempel (tempel van het geluk, 1764) een allegorie, Adam en Eva (1765), een bijbelsch treurspel, Rolf Krage (1764), een treurspel, dat het leven van den Deenschen Sagenkoning behandelt, Harlekin Patriot (1772), een satire op de valsche vaderlandsliefde en ongemotiveerden haat tegen de Duitschers, de Zangspelen Bolders Död (B.’s dood 1773) en Fiskerne (de visschers 1780), waarin het Deensche volkslied, Kong Christian, staat. E. schreef ook nog Levnet og Meninger (Leven en ideeën), een autobiographie.