Eoceen - thans de tweede, op een na oudste, vroeger de oudste afdeeling der tertiaire formatie. De naam is afgeleid van eon = dageraad, begin, en kainos = nieuw. Het e. is o.a. gekenmerkt door de bijzonder krachtige ontwikkeling van de nummulieten onder de dieren der toenmalige zee. Deze zee was, wat Europa betreft, in een Noordelijk en een Zuidelijk deel verdeeld.
Dit laatste omvatte geheel Zuid-Europa en reikte tot ver in de Sahara, de Libysche woestijn en Egypte, terwijl het zich in Oostelijke richting door Zuid-Rusland, Klein-Azië en Perzië tot aan Centraal-Azië en vandaar over Achter-Indië naar Australië uitstrekte. De op deze wijze gevormde verbinding tusschen den Atlantischen en den Stillen Oceaan, draagt den naam Tethys. O.a. op Java vindt men hare afzettingen terug. Het Noordelijke gebied had een veel bescheidener omvang en reikte in het Westen tot Bretagne, in het Oosten over Nederland, Denemarken en Sleeswijk-Holstein, minstens tot Pommeren. Daarbinnen viel eveneens het huidige Zuidoost-Engeland en Zuid-Jutland. De afzettingen van deze zee vindt men in Nederland thans nergens aan de oppervlakte. Wel vindt men ze in het Z.W., Z.O. en N.O. van ons land in den ondergrond terug, zulks op verschillende diepte, van soms aanmerkelijke dikte en in verschillende ontwikkeling.
Zoo te Woensdrecht, N.-Br., van 218-458 M. N. A. P.; Oploo, N.-Br., van 338 tot 453 M. -N. A. P.; Buurse van 24 tot 30 M. -N. A. P.; Hulst, Zeeuwsch-Vlaanderen; van 116 M. -N. A. P. af, Terneuzen van 88 M. -N. A. P. af. Van het Engelsche e. is zeer bekend tot de 200 M. dikke London clay.