Energie-schakeling, bij de draadlooze telegrafie in gebruik. Heeft men 2 systemen, A en B, welke beide met dezelfde eigen frequentie trillen kunnen, en brengt men A aan het trillen, dan blijkt, wanneer B inductief gekoppeld met kring A is, de amplitudo der trillingen in A en B eene periodieke verandering te ondergaan, zoodanig, dat de amplitudines in beide kringen van op een maximaal bedrag wassen en vervolgens weer slinken. Dit verschijnsel herhaalt zich tot de aan de kringen gegeven energie in warmteontwikkeling in de draden en uitstraling uitgeput is. De periodieke veranderingen grijpen evenwel met dien verstande plaats, dat wanneer A zijn maximale amplitudo, B zijn minimale heeft.
De energie is derhalve afwisselend in A en B opgehoopt. Moge nu in A een zekere energie aan trillingen opgehoopt, worden dan is het doel der draadlooze telegrafie deze energie op B, in dit geval de antenne, over te dragen, deze energie niet weer in A terug te laten gaan, doch uit te laten stralen in de vrije ruimte. Dit doel wordt bereikt door in kring A een smoor of doofvonk op te nemen. De trillingsenergie van kring A is na verloop van eenige trillingen in B te vinden.Doch in plaats dat nu weer na eenige trillingen de energie in A teruggekomen is, is doordat de vonk eene sterke afkoeling ondergaat en dientengevolge de ionen en de geleidbaarheid van de vonkenbaan verdwenen is, kring A verbroken door een zeer grooten luchtweerstand. De energie blijft derhalve in kring B en wordt door dezen als electrische golven uitgestraald. (Zie DRAADLOOZE TELEGRAFIE).