Eleutherópolis - (Grieksch „Vrij-stad”), een v. d.belangrijkste steden in de Sjefélâ, de „vlakte” van Z.W.-Kanaän. Op de puinhoopen is thans het dorp Bêt Dsjibrîn gebouwd. In de oudheid hebben de Israëliet, stad Marésâ (zie MICHA) en de Filist. stad Gath dicht bij dit punt gelegen: het is halverwege Gaza en Jeruzalem, ten N.W. van Libna, bij ’t kruispunt v. d.grooten verkeersweg N.-Z. en den weg Hebron — Gaza. Onder Joram (849—842 v. Chr.), den zoon van Josafat, koning van Juda, viel deze landstreek van Juda af en voegde zich bij de Filistijnen (2 Kron. 21, 10 en 16 vgl. 20, 36 v.). Zeer beroemd zijn de uitgestrekte rotswoningen met (soms nauwe) gangen en voorraadkamers in de kalksteenrotsen bereid; vlgs.
Hieronymus als schuilplaats „tegen de hitte”, maar hoogstwaarsch. zijn het overblijfselen van een overouden woningtrant (vgl. Edrei in Basan, zie EN-NOEKRA). De grafkamers van Marésâ leveren het eenige voorbeeld in Palestina van geschilderde graven, welke onder Griekschen invloed staan: zij dateeren ± uit ’t midden der 3de eeuw v. Chr. Vg. ook HINNOM-DAL.
E. is ook bekend uit de geschiedenis der kruisvaarders, die er in 1134 een citadel bouwden, die thans nog midden in het dorp ligt.