Dysenterie, - een besmettelijke, meestal tot den dikken darm beperkte, diphtheritische ontsteking van het darmslijmvlies. Men onderscheidt den ook in ons klimaat epidemisch voorkomenden, door bacillen veroorzaakten, vorm van den in tropische landen endemischen, door amoeben veroorzaakten, vorm der ziekte.
1) De b a c i l l a i r e d. In de meeste gevallen is een door Shiga, in 1898 ontdekt, op de typhusbacil gelijkend staafje de verwekker; echter zijn ook andere bacillen als oorzaak van gewoonlijk goedaardiger dysenterische aandoeningen aangetoond, o. a. de bacil van Flexner en de Y-bacil. Zij woekeren in den darminhoud, in darmzweren en buikklieren; de bacil van Shiga scheidt vergiften (toxinen) af. Besmetting vindt plaats door de ontlasting. Epidemieën komen niet zelden voor in gevangenissen, krankzinnigengestichten, enz., vooral ook in oorlogstijd bij de legers te velde. Voor de verbreiding is van belang, dat schijnbaar herstelde lijders jaren lang bacillen met de ontlasting kunnen uitscheiden en bacillen zich in de ontlasting van gezonde personen kunnen bevinden (bacillendragers). De ziekte heerscht vooral in het warme jaargetijde De incubatietijd bedraagt 2-8 dagen. Na 2-5 dagen treedt na lichte voorboden een met hevige, koliekachtige buikpijnen gepaard gaande diarrhee op; de ontlasting wordt uiterst frequent en is vermengd met bloed en slijm; ten slotte worden onder zeer pijnlijke persingen aan den endeldarm (tenesmi) alleen nog kleine hoeveelheden bloederig slijm ontlast, die een karakteristieken, flauwen geur verspreiden. De tong is dik beslagen en droog, de lijder verliest den eetlust, heeft kwellenden dorst, slaapt niet door de pijnen, de huid voelt slap en koud aan, het gelaat wordt bleek en ingevallen, de urineafscheiding staat bijna stil, de temperatuur is een weinig en onregelmatig verhoogd, de buik is gevoelig bij druk, de krachten verdwijnen onder kleiner en sneller worden van den pols snel.
In 20-25% der gevallen treedt, meestal tusschen de eerste en tweede ziekteweek, de dood in; in de overige gevallen verbeteren aan het einde der eerste week de verschijnselen en begint de reconvalescentie, die door niet zelden optredende instortingen een zeer gerekt verloop kan hebben. Somtijds, vooral na onvoldoende behandeling, gaat de ziekte over in den c h r o n i s c h e n v o r m, waarbij de lijder zich weinig ziek gevoelt, doch neiging tot diarrhee behoudt, met de ontlasting kleine hoeveelheden bloed, slijm en bacillen blijft afscheiden en door dieetfouten gemakkelijk opvlammingen der oude ziekte verkrijgt. Na jaren kunnen zij door goede behandeling nog herstellen. Als complicaties van bacillaire d. komen voor gewrichtszwellingen, hartaandoeningen, verlammingen, oogbindvlies-ontsteking, doorbraak van den darm (darmperforatie) met als gevolg buikvliesontsteking; geen leverabsces. — 2) De a m o e b e n-d. Een ziekte van de tropische en eenige subtropische landen; tijdens den grooten Europeeschen oorlog is zij in Europa onder de strijdende legers geen zeldzaamheid geworden, overgebracht door de vele soldaten uit de tropen. Twee vormen van amoeben kunnen haar veroorzaken: de Entamoeba histolytica en de Entamoeba tetragena, welke tegenwoordig voor eenzelfde protozoön gehouden worden; zij zijn te vinden in darmwand en -inhoud en in den etter en wand van dysenterische lever- en hersenabscessen. In chronische gevallen neemt men in de ontlasting vaak zeer weerstandskrachtige „Dauerformen” van de amoebe waar, zgn. cysten. De besmetting vindt plaats door de ontlasting, drinkwater speelt hierbij vaak een rol.
De verschijnselen gelijken op die van den bacillairen vorm: de incubatietijd is wat korter (1-5 dagen), de ziekte begint dan veelal plotseling, het verloop is doorgaans gerekter, overgang in den chronischen vorm is in onbehandelde gevallen bijna regel; deze kan op den duur levensgevaarlijk worden door uitputting of door een der naziekten, onder welke het leverabsces vrij dikwijls voorkomt, minder vaak hersenabscessen. Onder de complicaties der ziekte is de darmdoorbraak het meest gevreesd. Er komt een vorm van d. voor, die als cholera verloopt. De voorbehoeding tegen de ziekte, de ontsmetting enz. komen overeen met die bij buiktyphus. — Door tijdige, energieke behandeling kan bij beide vormen van d. de verdere ontwikkeling veelal gestuit worden. In het acute tijdperk bedrust, veel warmte, vloeibaar, voedzaam dieet (aanvankelijk verdunde melk, thee, slijm- en meelsoepen, limonades, later bouillon, pap, puree van aardappelen of boonen, ei enz.). Als medicament geeft men gewoonlijk eerst een laxeermiddel (wonderolie, calomel, magnesium- of natriumsulfaat), daarna gaarne aftreksels van ipecacuanhawortel, simaruba officinalis, granaatwortel enz. De voornaamste behandeling bij den bacillairen vorm is echter de inspuiting van serum (serum antidysentericum), waarvan men gewoonlijk 20-30 c.M.3, in zware gevallen de dubbele hoeveelheid, herhaaldelijk onder de buikhuid inspuit.
Hoe vroeger de inspuiting geschiedt, des te beter is de uitkomst. Ook als voorbehoedmiddel worden kleine seruminspuitingen toegediend. Tegen de kolieken geve men opium of morphine, tegen de tenesmi zetpillen met opium. Bij amoebendysenterie worden goede uitkomsten verkregen met groote lavementen van een tannine-oplossing (een 0,5% oplossing doodt de amoeben in 2 minuten), aan welke ook jodoform toegevoegd kan worden. Zeer geprezen worden inspuitingen onder de huid of tusschen de spieren van een oplossing van hydrochloras emetini (Rogers), een bestanddeel van den ipecacuanhawortel, en inspuitingen van tannine. Leverabscessen vereischen operatieve behandeling.