Dwerghertverhalen - in den O. I. Archipel. De rol, die in de Germaansche dierfabels door Reinaert den Vos vervuld wordt, valt in de Jav. en Mal. dierfabels toe aan het dwerghert of dwergmuskusdier (Mal pelandoek, Jav. kantjil). In tegenstelling met de didactische strekking der Germ. dierfabels is het hoofddoel der Ind. verhalen, het spreekwoord „wie niet sterk is moet slim zijn” te illustreeren, en oud en jong te vermaken met de beschrijving van de slimheid, waarmede het kleine en zwakke dwerghert groote dieren bedriegt.
In een Jav. verzameling van dergelijke fabels (uitgegeven door Dr. W. Palmer van den Broek onder den titel: Serat Kantjil, of het Boek van den Kantjil, 1878) komen ook verhalen met didactische strekking voor, waarin de kidang (Cervulus muntjac) een rol speelt; deze zijn waarschijnlijk aan Voor Indische fabelverzamelingen ontleend. Een Maleische verzameling is (met Arab. karakters) uitgegeven door H. C. Klinkert (Hikajat pelandoek).
Van het Jav fabelboek zijn verschillende verhalen vertaald door T. J. Bezemer (Jav. en Mal. fabelen en legenden, Leiden, Gebrs. v. d. Hoek; Volksdichtung aus Indonesien, den Haag, Mart. Nijhoff; Twee Jav. dierfabels. De Gids 1903). In de dierfabelen der To-radja’s (M.-Celebes) komt het spookaapje voor. In dl. 37 e. v. van het Tijdschrift, v. h. Batav, Gen. gaf Dr. J. Brandes uitvoerige studiën over dwerghertverhalen in den O. I. Archipel.