Dubbelmonstra - Misvormingen, waarbij een gedeelte van het lichaam verdubbeld is. Dergelijke misvormingen komen gelukkig bij den mensch zeer zeldzaam voor. Zij kunnen echter alle mogelijke variaties vertoonen, waaromtrent het volgende valt te zeggen. De d. kunnen symmetrisch of asymmetrisch zijn, d. w. z. de twee helften kunnen aan elkaar gelijk zijn of niet.
Beginnen wij met de symmetrische. Uitgaande van een enkelvoudig lichaam kan men denken, dat het hoofdgedeelte eene splijting ondergaat. Op een enkelvoudigen romp zit dan, bij een geringen graad van verdubbeling, een hoofd met een te breeden, z. g. doggenneus, dan met 3 of 4 oogen en ooren, 2 neuzen, een z. g. diprosopus. Gaat de verdubbeling verder, dan verschijnen twee hoofden op één romp, dicephalus. Schrijdt het proces van verdubbeling nog verder voort, dan verschijnt eerst een derde arm, dan een vierde arm, de romp wordt verdubbeld, vervolgens treedt een derde been tusschen de twee beenen of eindelijk een vierde been, en aan het einde van de rij kan men twee geheel gescheiden individuen krijgen, de eeneiige tweelingen. Doch ook aan het achtereinde van het lichaam kan men zich eene splijting denken, terwijl het hoofdeinde enkelvoudig is. De vorm van het dubbelmonstrum zal ook dan van den graad van verdubbeling afhangen, en tusschen een vorm, waar niet anders wordt waargenomen dan eene gedeeltelijke of geheele verdubbeling van de beenen met een enkelvoudigen romp en hoofd, en eene verdubbeling, waarbij alleen het hoofd nog min of meer enkelvoudig is en het geheele lichaam verdubbeld, bestaan allerlei overgangen. Denkt men zich nu eene splijting, die zoowel boven als beneden begint, dan zullen de beide lichamen alleen in het midden samenhangen.
Deze samenhang kan zóó zijn, dat de gezichten naar elkaar toegekeerd zijn, of zóó, dat de twee deelen eenzelfden kant uitzien. Is de samenhang gering, dan spreekt men van Siameesche tweelingen. Bij asymmetrische d. zijn de twee deelen niet even groot; gewoonlijk bestaat zelfs een zeer aanmerkelijk verschil tusschen beide, zoodat het eene gedeelte min of meer als een aanhangsel, parasiet genoemd, aan het andere, dat dan autosiet heet, verbonden is. — Het spreekt vanzelf, dat d. door hun opvallend uiterlijk reeds van de vroegste tijden af de aandacht tot zich getrokken hebben en dat men er eene verklaring voor heeft willen geven. Begrijpelijkerwijze staan deze verklaringen in nauw verband met de opvattingen, die men omtrent natuurverschijnselen in het algemeen koesterde. In de Oudheid werden de misvormingen in het algemeen door onderzoekers als Demokritos, Empedokles, Galenus, verklaard uit afwijkingen in het zaad, te groote warmte in de baarmoeder, vergroeiing, enz. In de Middeleeuwen is aan deze en dergelijke opvattingen niet veel toegevoegd, eerst de ontwikkeling van de natuurwetenschappen kon de studie der misvormingen verder brengen.
Aan Harvey dankt men de eerste wetenschappelijke theorie daaromtrent, die hij opstelde op grond van zijne waarnemingen aan het kippenei. Eerst langzamerhand heeft zich de leer der dubbelmonstra en der misvormingen in het algemeen kunnen ontwikkelen tegelijk met de uitbreiding der kennis van de normale ontwikkeling. Voor deze wetenschap is zij van groot belang geworden, omdat men een groot aantal misvormingen, ook dubbelmonstra, langs proefondervindelijken weg heeft leeren verwekken. Het zijn juist die proeven, welke ten doel hebben de oorzaken op te sporen, die tot het ontstaan van dubbelmonstra leiden. Al kan men nog zeer weinig daaromtrent zeggen, zoo weet men toch wel, dat het optreden in een zeer vroeg stadium van de ontwikkeling valt, dat zij uit een enkel ei ontstaan, welk ei meer aanlegmateriaal in zich moet herbergen als een normaal ei.